Dat God het oordeel over Ninevé niet bracht, was voorwaar een bijzondere blijk van goedheid van de Heere. Hij is traag tot toorn en niet om te verderven. De mannen van Ninevé hebben zo lang Zijn gramschap getergd door hun boosheid, die tot de hemel was opgeklommen. Nochtans, op de prediking van Jona, het bevel van de koning en het zien van hun tegenwoordige werken, spaart de Heere Ninevé voor het verderf.O, zondig land en volk van Nederland, rijst hier dan uit geen hoop op een gelijke verschoning, indien u zich ook vernedert voor de Heere en u bekeert van uw boze wegen? Het is alsof de Heere zucht: „Och, dat maar Mijn volk naar de stem van Mijn dienstknechten wilde horen en zich bekeren.”

U zult mij vragen: Was deze bekering een zaligmakende bekering? Wij kunnen nergens uit opmaken dat de mannen van Ninevé in het geloof in Christus zich tot God hebben bekeerd. Want dat is alleen een zaligmakende bekering, die in en uit het geloof geboren wordt. Het is zo, zij hebben zich bekeerd en hebben opgehouden te wandelen op hun boze weg en dat naar Gods wil en welbehagen, door de prediking van Jona. Zij zijn aangezet, niet alleen om een plechtig vasten te houden en zich uiterlijk in stof en as te vernederen, maar ook om hun vorige zonden niet meer te doen.

Schrijver onbekend, vertaling Johan Hofman (Boetprediking, 1717)