Koninklijk Huis

Liechtensteiner verzamelwoede

Een vorstenhuis dat zichzelf serieus neemt, legt een collectie (beeldende) kunst aan. Logisch, de paleizen moeten gevuld worden met meubels en snuisterijen. IKEA krijgt hier geen poot aan de grond. Alleen de vorstelijkste kunst voldoet. Ook de regeerders van het ministaatje Liechtenstein deden een flinke duit in de kunstzak, en nog steeds is de verzamelwoede niet getemperd. Wel gereguleerd.

Aad van Toor
20 December 2010 17:01Gewijzigd op 14 November 2020 12:58
”De kerkgang” (1846), door Johann Mathias Ranftl (1805-1854). Foto Museum de Fundatie
”De kerkgang” (1846), door Johann Mathias Ranftl (1805-1854). Foto Museum de Fundatie

De huidige vorst van Liechtenstein, Hans-Adam II, kreeg krachtens geboorte de beschikking over een topcollectie beeldende kunst die zich over 500 jaar uitstrekt. Bovendien laat de vorst het er niet bij zitten. Hij speurt de wereld af naar stukken die eens in de collectie hebben gezeten, maar door verkoop of anderszins daaruit zijn verdwenen. Hij wil die werken weer aan zijn collectie toevoegen.

Bovendien moet het beste uit de collectie bijeengebracht worden in het Liechtensteiner Majoratshaus in Wenen. Zolang er aan dit nieuwe museum wordt gezaagd en gespijkerd, reist de kunstverzameling neoclassicistische en biedermeier kunst rond. Na Wenen, Vaduz, Moskou en Praag is dit deel van de collectie nu te zien in Museum de Fundatie in Zwolle.

Het gebouw van het museum sluit naadloos aan bij de tentoonstelling. Door de zuilengalerij, met architraaf en timpaan erboven, oogt het gebouw als klassieke tempel. Maar de bouwperiode (19e eeuw) verraadt het neoclassicisme.

Dit neoclassicisme –met zijn strakke, statische vormen en koele afstandelijkheid– vroeg om een reactie. Die kwam, althans voor Duitsland en Oostenrijk, rond 1815, toen het Congres van Wenen Napoleon terzijde schoof en Europa zich opnieuw positioneerde. De mensen waren het oorlogvoeren moe en haakten naar burgerlijke huiselijkheid. In de kunst maakten de strakke classicistische lijnen plaats voor vriendelijke vormen. Grandeur en machtsvertoon werden ingewisseld voor knusheid, braafheid, het gewone dagelijkse, het sentimentele, soms zelfs neigend naar kitsch. Zwaarden werden zwanen, verguldsel maakt plaats voor lichte houtsoorten. De biedermeier kunstperiode –met name in Duitsland en Oostenrijk– zou tot het revolutiejaar 1848 de heersende stroming zijn.

De tentoonstelling in de Fundatie –met 150 schilderijen, beelden, meubels en porselein– is ondergebracht in de twee grote bovenzalen van het museum en de daaromheen liggende kabinetten. Steeds weer is de reactie van biedermeier op neoclassicisme in beeld gebracht. Portretten van Friedrich Oelenhainz (1745-1804) laten er geen twijfel over bestaan: met de klassieke ornamenten op de achtergrond doen ze wat grotesk aan. Ze willen vooral status benadrukken; de blikken van de geportretteerden blijven gereserveerd.

Heel anders zijn de (latere) intieme werkjes van Friedrich von Amerling (1803-1887). Vooral de kinderportretten (overwegend kleine panelen) hebben iets ontroerends. Achter de oogleden zit gevoel: verdriet of tevredenheid, soms slechts dromerigheid.

Het is niet verwonderlijk dat de biedermeier schilders een zwak hadden voor romantische tafereeltjes; een vissend meisje, een moeder met twee kinderen op weg naar de kerk, het bezoek bij een non. Het is meer een gewenste wereld dan een realiteit.

Om toch de band met Nederland en vooral met Museum de Fundatie te benadrukken is op de benedenverdieping een kabinet ingericht met werk uit de collectie-Hannema. Het Zwolse museum bezit de kunstverzameling van Dirk Hannema, eertijds directeur van het Museum Boijmans Van Beuningen, en beheert de collectie van de provincie Overijssel. Met name Hannema had oog voor de late achttiende eeuw en de vroege negentiende eeuw. Hij kocht werken van bijvoorbeeld Antonio Canova en Charles Howard Hodges. Maar ook komen in dit kabinet de werken voor van Joseph August Knip, Cornelis Kruseman, Jan Adam Kruseman, Adriaan de Lelie, Alessandro Longhi en Hendrik Voogd. Alleen noemen we hun werken dan geen biedermeier, maar realisme, naturalisme of romantiek. ’t Was ook toen al ingewikkeld.

”Neoclassicisme & biedermeier uit de Collecties van de Vorst van Liechtenstein” is te zien tot en met 8 mei 2011 in Museum de Fundatie, in het paleis aan de Blijmarkt in Zwolle. www.museumdefundatie.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer