„Kabinet moet beeld van daadkracht wel gaan waarmaken”
Het kabinet-Rutte roept bewust het beeld op van een daadkrachtige club ministers. Dat lijkt vooralsnog gelukt. „Je kunt wel een beeld creëren, maar het moet wel een basis hebben in de werkelijkheid.”
In Elsevier van deze week blikt premier Rutte tevreden terug op de eerste maanden dat zijn kabinet aan het bewind is. „We maken een vliegende start”, liet hij optekenen. „Bijvoorbeeld met Opstelten die de bonnenquota van de politie afschafte. Ik wist niet welke snelle resultaten wij zouden boeken. Het was allemaal niet precies uitgestippeld, maar het was géén complete verrassing voor me.”
Nee, natuurlijk niet, want er zit een uitgekiende strategie achter. Ieder kabinet is erop gebrand om in de eerste honderd dagen zijn visitekaartje af te geven richting de samenleving. Het kabinet-Den Uyl kwam in 1973 enkele maanden na zijn aantreden met de zogeheten Machtigingswet. „Iedereen stond toen perplex”, herinnert prof. dr. M. P. C. M. van Schendelen zich. De wet zette het parlement praktisch buitenspel en gaf het kabinet verregaande bevoegdheden om in te grijpen in lonen en prijzen.
Ook de tour van honderd dagen door het land van het vorige kabinet „kun je zien als een originele daad om de beeldvorming te beïnvloeden”, aldus de hoogleraar politicologie aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit. „Het kabinet wilde zijn oor te luisteren leggen in de samenleving, maar de vertoning bleek al snel poppenkast te zijn.”
Balkenende IV straalde na zijn eerste honderd dagen vooral besluiteloosheid uit, stelt dr. P. van Praag, universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. En juist van die fout heeft Rutte volgens hem willen leren.
Net als de huidige ministersploeg, straalde volgens Van Praag ook het „no nonsense” kabinet-Lubbers I bij de start daadkracht uit. Dat beeld is volgens hem niet voorbehouden aan rechtse kabinetten. Het eerste paarse kabinet („werk, werk, werk”) en de coalities onder aanvoering van Drees oogden eveneens voortvarend. Een zwak kabinet daarentegen was bijvoorbeeld de centrumrechtse ploeg van Van Agt en Wiegel.
Academici
Bij de vliegende start van het centrumrechtse minderheidskabinet speelt de VVD-cultuur een belangrijke rol, zegt Van Schendelen. „Niet kletsen, maar doorpakken” is de mentaliteit van de liberalen. En ook van gedoger Wilders, immers een ex-VVD’er. „De VVD is minder intellectualistisch dan de PvdA. Daar zitten meer academici in de fractie. Je blijft dan meningsverschillen houden.”
Een van de bewindslieden in het kabinet-Rutte is de voormalige burgemeester van Rotterdam, Opstelten. Die leidde het college in 2002, toen Leefbaar Rotterdam aan de macht kwam. Vanaf dat moment ging er een andere wind waaien in de Maasstad. Opstelten voelde zich daar helemaal bij thuis, weet Van Schendelen. „Die geest heeft hij meegenomen naar het kabinet.”
De gewezen burgemeester overstelpt de Kamer niet alleen met voorstellen, maar stelde onlangs „desnoods zelf” naar Gouda af te reizen om de problemen met Marokkaanse jongeren op te lossen. „Het moet afgelopen zijn met geweld en straatterreur in buurten en wijken”, baste hij.
Maar Rutte kan er zelf ook wat van, vervolgt de Rotterdamse politicoloog. „Al heeft hij zichzelf ook wel eens overschreeuwd. Voor de Kamerverkiezingen in juni zei hij dat er op 1 juli een nieuw kabinet moest zitten. We weten allemaal dat het iets langer heeft geduurd.”
Naast de VVD-cultuur van aanpakken spelen ook de Provinciale Statenverkiezingen in maart volgend jaar een cruciale rol. De Provinciale Statenleden kiezen op hun beurt weer de senatoren. „Het eerste doel van dit kabinet is een meerderheid krijgen in de Eerste Kamer”, stelt Van Praag.
Rutte geeft dat ook openlijk aan. In Elsevier van deze week bijvoorbeeld is hij er glashelder over: „Laat ik geen grote woorden gebruiken, want het is gewoon heel plat. Wij hebben een meerderheid in de Eerste Kamer nodig en via de Provinciale Staten moeten we die zien te bereiken. Mijn boodschap aan de kiezer is dus: help ons aan die meerderheid.”
Rutte, Verhagen en Wilders gaan die verkiezingen „polariseren”, schat Van Praag in. „U kiest voor of tegen dit kabinet.” Rutte onderstreept dat in het Elsevierinterview: „Maakt niet uit op welke partij u stemt. Als het maar op CDA, PVV of VVD is.”
Visitekaartje
Om de slag om de Senaat te winnen, dient het kabinet voor de verkiezingen zo goed mogelijk voor de dag te komen. Daarom is het ook zo voortvarend uit de startblokken gekomen. Het wil zijn visitekaartje afgeven richting de kiezer.
Dat lijkt te lukken. „Ze zijn op de goede weg”, constateert Van Praag. Van Schendelen beaamt dat: „Het kabinet oogt daadkrachtig. Bijna om de dag stelt wel een bewindsman nieuw beleid voor. Dan denk je toch al snel: die zijn lekker bezig. Natuurlijk is er ook schone schijn. Opsteltens aankondiging van een nationale politie vergt nieuwe wetgeving. Dat duurt dus nog wel even.”
Beide politicologen wijzen ook op de peilingen. VVD en PVV winnen beide zetels en de vrije val van het CDA lijkt gestuit. „De coalitiepartijen staan er wonderlijk goed voor”, vindt Van Schendelen. „De oppositie spint er geen garen bij.”
Ook Rutte heeft de peilingen gezien en toont zich in Elsevier optimistisch. „Ze maken duidelijk dat veel mensen dit kabinet zien zitten. Dus ik denk dat het gaat lukken aan een meerderheid te komen.”
Met nog tweeënhalve maand te gaan tot de Provinciale Statenverkiezingen moet het kabinet de positieve beeldvorming kunnen vasthouden, schat Van Praag in. „Zeker in het begin krijgt een kabinet van de kiezers meestal het voordeel van de twijfel.” Zijn Rotterdamse collega Van Schendelen vult aan: „De meeste mensen waarderen het als politici geen ruzie maken en gewoon aan de slag gaan.”
Op een gegeven moment echter moet het kabinet wel resultaten laten zien. „Je kunt wel een bepaald beeld creëren”, zegt Van Praag, „maar het moet wel een basis hebben in de werkelijkheid.” Als het opgeroepen beeld van daadkrachtigheid en voortvarendheid niet blijkt te kloppen, zal zich dat op termijn tegen het kabinet keren. „Kiezers blijven sceptisch”, weet Van Schendelen, en ze zullen het kabinet erop afrekenen als daden uitblijven.
Of de woorden van Rutte c.s. worden omgezet in daden is volgens hem een kwestie van afwachten. Het bereiken van concrete doelen wordt voor het aantreden van de nieuwe Senaat in juni volgend jaar in elk geval lastig. Problematisch is immers dat het kabinet nog geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer. En de oppositie in de huidige Senaat is absoluut niet van plan om als een mak lammetje achter Rutte aan te lopen.
In de afgelopen week onderstreepten de senatoren hun onafhankelijke positie door een motie aan te nemen die het kabinet vraagt af te zien van de geplande btw-verhoging op toegangskaartjes in de podiumkunsten. Als de premier daar geen gehoor aan geeft, dreigt de Eerste Kamer tegen het belastingplan te stemmen. Dat plan moet op 1 januari ingaan, omdat anders een lastenverlichting van 2 miljard euro voor burgers en bedrijven niet doorgaat.
Of de Senaat het dreigement waar maakt, moet volgende week nog blijken. Maar de toon is in elk geval gezet.
Tegenwind
Van Schendelen wil nog graag kwijt dat hij zich stoort aan de stoere woorden van het kabinet als het gaat over Europa. Het kabinet wil 1 miljard euro minder afdragen aan de EU en tal van Europese verdragen aanpasen.
De Rotterdamse hoogleraar had liever gezien dat Rutte Nederland weer eens op de kaart zou zetten in Brussel. „Pro of contra Europa, dat bepaalt het kabinet zelf. Als het zich er maar daadkrachtig voor inspant, want anders staat het daar nog vaker buitenspel. Het vergt meer doorzettingsvermogen om met tegenwind iets te bereiken dan met de wind mee.”
Kanttekeningen bij daadkracht
Vanaf zijn eerste echte werkweek begin vorige maand is het kabinet-Rutte voortvarend aan de slag gegaan. Het rookverbod voor kleine cafés werd meteen afgeschaft, het plan om CO2 op te slaan onder Barendrecht werd ingetrokken, de bonnenquota’s voor agenten werden beëindigd en de mogelijkheden om oude strafzaken te herzien werden verruimd.
En ze bleven maar komen, die nieuwe beleidsvoornemens. Tot deze week toe. Een van de laatste voorstellen was het plan van minister Opstelten (Veiligheid) om een nationale politie op te tuigen. Kort daarvoor maakte staatssecretaris Teeven (Justitie) bekend dat slachtoffers bij noodweer voortaan niet meer worden aangehouden.
Van kabinetszijde vernamen burgers verder dat misstanden in de hondenhandel extra wordt aangepakt. De kansspelautoriteit krijgt ruimere bevoegdheden. Het onderwijs moet het met minder profielen gaan doen en er moet meer aandacht komen voor Nederlands, Engels en wiskunde. In 2016 moet het aantal omroepen zijn teruggebracht naar maximaal acht. Het Nationaal Historisch Museum krijgt geen gebouw. Agrariërs hebben minder vergunningen nodig. Minder landen krijgen ontwikkelingshulp. De politie hoeft zich minder met bureauwerk bezig te houden en de strijd tegen overvalcriminaliteit wordt opgevoerd. Daarnaast komen er maatregelen tegen gedwongen huwelijken.
Enzovoort, enzovoort, enzovoort. De lijst is met gemak veel langer te maken. Een paar dingen vallen op. Niet alle bewindslieden lopen even hard van stapel. Vooral Opstelten en Teeven laten vaak van zich horen. Veel van hun maatregelen zijn echter niet helemaal nieuw, maar borduren voort op al door het vorige kabinet ingezet beleid. Opsteltens voorganger, Hirsch Ballin, kon er begin deze week in Vrij Nederland wel om lachen: „Dan denk ik: ach, hergebruik is goed voor het milieu.”
Een tweede kanttekening is dat er nog geen echt grote hervormingen in gang zijn gezet. Het gaat tot nu toe vooral om relatief kleine zaken. Er komen wel omvangrijke veranderingen aan. Bijvoorbeeld de herziening van de AWBZ en de jeugdzorg. Maar dat duurt nog een paar jaar.
Ten derde kost het doorgaans de nodige tijd voordat een kabinet zijn plannen echt heeft omgezet in wetgeving waar het parlement zich over kan buigen. Meestal duurt het tot in de tweede helft van de kabinetsperiode voordat de voorstellen in de Staatscourant worden afgedrukt.
En waar Rutte inmiddels alweer weken zijn tanden op stuk bijt, is een nieuwe missie naar Afghanistan. Aanvankelijk wilde hij al vorige maand voldoende parlementaire steun daarvoor hebben verzameld, maar dat heeft hij moeten uitstellen tot begin volgend jaar.