Dringende aanbeveling tegen misbruik

Groot was de schok toen bleek dat Robert M. zich in de kinderopvang maandenlang ongestoord kon vergrijpen aan kinderen. Zou hij in de jeugdzorg eerder zijn opgemerkt? „Ik kan eigenlijk geen andere aanbeveling geven dan dat we te allen tijde alert moeten zijn.”

16 December 2010 09:10Gewijzigd op 14 November 2020 12:56
Beeld flickr.com
Beeld flickr.com

Dat het soms vreemde snoeshanen zijn die in de jeugdzorg aan de slag willen, weet directeur Bart Nitrauw van SGJ Christelijke Jeugdzorg uit ervaring. Ooit betrapte zijn personeel op een van de behandelgroepen een uitzendkracht, die tijdens zijn avonddienst porno keek.

„Wie eropuit is verkeerde dingen te doen met kinderen zoekt gelegenheden”, zegt Nitrauw, die de uitzendkracht onmiddellijk op straat zette. „Dat kan de kinderopvang zijn, maar ook het zomervakantiekamp, het onderwijs en inderdaad de jeugdzorg.”

De commissie-Samson (zie artikel hieronder) onderzoekt momenteel wat deze sector de afgelopen jaren deed om misbruik te voorkomen. Nitrauw verwacht geen rapport waarin staat dat de hele jeugdzorg in alle opzichten heeft gefaald. „Pleegzorginstellingen en gezinsvoogden hebben vanuit hun beroepsintegriteit en vanuit hun intuïtie altijd oog gehad voor de veiligheid van kinderen. Hooguit kun je zeggen dat wat ze daaraan deden niet altijd rechtstreeks zichtbaar was.”

In de christelijke jeugdzorg wordt de opvatting van Nitrauw breder gedeeld. „Onderzoeken zoals die van de commissie-Samson zijn geen onnodige hype, maar we hebben het, althans in de jeugdzorg, over incidenten. Voor de sector geven die geen representatief beeld”, zegt Hannie Olij, directeur Zorg van stichting Timon, een christelijke organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg die vooral werkt in de provincie Utrecht en de stadsregio’s Rotterdam en Amsterdam.

De afgelopen jaren scherpte de Inspectie jeugdzorg de veiligheidscriteria waaraan de sector moet voldoen fors aan. Nitrauw: „De inspectie volgt de jeugdzorg, overigens terecht, zeer nauwlettend. Iedere pleegzorginstelling wordt geacht een systeem te hebben dat erop gericht is de veiligheidssituatie van een kind permanent te monitoren. Daarbij hoort in elk geval dat het personeel exact weet bij welke tussentijdse veranderingen in gezinssituaties er opnieuw een risico-inschatting moet plaatsvinden en dat elke nieuwe risico-inschatting in een dossier belandt dat voor elke betrokken medewerker toegankelijk is.

Omdat wij zowel pleegzorg als gezinsvoogdij doen, kregen wij in korte tijd met een dubbele reeks aangescherpte vereisten te maken. De implementatie ervan kregen we net niet binnen de vereiste termijn rond. Dat kwam ons, terecht, bij inspectiebezoeken op een aantal onvoldoendes te staan, die we inmiddels hebben weggewerkt.”

Olij, relativerend: „Protocollen zijn nuttig, maar voordat die er waren, liet de jeugdzorg niet alles zomaar op z’n beloop. In het verleden namen wij uitgebreid de tijd om vooraf met vrijwilligers te bespreken hoe ze in het leven stonden, om zo potentiële risicogevallen tijdig te weren. Nee, niet met een protocol. Nu hebben we dat wel, er staat stapsgewijs in wat we moeten vragen. Ik zie het als een gradueel verschil.”

Ook Els Kuijk, arts op de afdeling jeugdzorg van Eleos, ziet in de commissie-Samson niet een instrument dat de jeugdzorg nodig heeft om wakker geschud te worden. „Strikt genomen vallen wij buiten haar onderzoek, omdat we geen 24 uursbehandeling hebben. Onze betrokkenheid bij de pleegzorg beperkt zich tot het doorverwijzen naar Bureau Jeugdzorg, dat de benodigde indicaties afgeeft. Wel verblijft een deel van de kinderen die we binnen Eleos behandelen vanwege een uithuisplaatsing in een pleeggezin of op een woongroep. Als ze signalen afgeven dat het daar bijvoorbeeld in seksueel opzicht misgaat, horen we die wel op te pikken. Maar ik heb niet de indruk dat we daarin nalatig zijn.”

Seculiere media maken christelijke instanties soms het verwijt dat ze misstanden, bijvoorbeeld seksueel misbruik, het liefst toedekken, om gezagsdragers in bescherming te nemen en reputatieschade te voorkomen. Is die kritiek terecht?

Olij: „Wat ons betreft zeker niet. Tussen 2004, toen ik hier begon, en nu heeft Timon bij de inspectie geen voorvallen van seksueel misbruik hoeven melden. Ook de onafhankelijke Klachtencommissie voor Jeugdzorginstellingen, waar we mee samenwerken, heeft daarover geen meldingen gehad. Deze klachtencommissie heeft een onafhankelijke cliëntvertrouwenspersoon in dienst die regelmatig aanschuift bij huisvergaderingen van jongeren in Timons residentiële voorzieningen en daarnaast spreekuur houdt.”

Timon zet jaarlijks wel bij „een klein aantal jongeren” de begeleiding stop, waarbij de instelling doorverwijst naar bijvoorbeeld psychiatrische behandeling of een gesloten inrichting. De seksuele gedragingen van deze jongeren, veelal met een psychiatrische problematiek als oorzaak, kunnen een reden zijn voor dit „zwaarste preventieve middel”, zoals Olij het noemt. „We doen dat alleen als situaties uit de hand dreigen te lopen en er geen reëel perspectief is op verbetering.”

Hoeveel behandelrelaties Timon jaarlijks stopzet wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag van cliënten weet Olij niet exact. „Dat vergt apart dossieronderzoek. Als we stoppen, heeft dat meestal met motivatieproblemen bij jongeren te maken. Als het gedrag meespeelt, betreft het meestal onveilig gedrag in bredere zin, zoals agressie, bedreiging en seksueel intimiderend gedrag.”

Kuijk zag in de afgelopen tien jaar die ze bij Eleos werkte twee misbruikkwesties voorbijkomen binnen het team waar ze werkt. In beide gevallen vergreep een pleegouder zich aan een door hem in huis genomen pleegkind. „Het is uitermate triest dat misbruik kan plaatshebben op een plek waar het kind juist voor zijn veiligheid naartoe is gebracht. Helaas is het wel de realiteit.”

Wettelijk is Eleos verplicht vermoedens van misbruik bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) te melden. „Uit zorgvuldigheidsoogpunt zal de hulpverlener die zo’n melding overweegt dat wel eerst aankaarten binnen zijn team”, stelt Eleoswoordvoerder Marcel Catsburg desgevraagd.

Als Eleos het AMK inseint, zoals in de twee door Kuijk genoemde gevallen gebeurde, wordt dat vastgelegd in het dossier van de cliënt. Een totaalcijfer over bijvoorbeeld de afgelopen twee jaar kan Catsburg echter niet geven. „Dan zouden onze medewerkers een voor een hun dossiers moeten doorlopen. We houden er geen aparte lijst van bij.”

Nitrauw deed de afgelopen twee jaar één keer melding. Het pleegkind was daarbij overigens dader in plaats van slachtoffer. „Hij misbruikte een pleegbroer. Ook dat gebeurt helaas.”

Enkele jaren voordat SGJ op aandringen van de inspectie de risicotaxatie-instrumenten aanscherpte, ging het mis rond een zogeheten ots-pupil; een kind dat nog wel in de thuissituatie verbleef, maar onder toezicht stond van een voogd. „We zochten tijdelijk een vakantiepleeggezin, maar konden in onze eigen pleegzorgvoorziening geen geschikt adres vinden. Bij een collega-jeugdzorgaanbieder was nog wel een plekje vrij. Het gezin is voor de plaatsing gescreend, maar daarmee kon niet worden voorkomen dat een vriend van de vakantiepleegmoeder het meisje verkrachtte”, vertelt Nitrauw met afschuw. „Zoiets is vreselijk.”

Zou het gezin zijn afgevallen als het volgens de huidige maatstaven was gescreend? Nitrauw: „Dat kun je nooit garanderen. Wel dat zo’n check nu veel systematischer zou gaan.”

Terug naar de vraag of de jeugdzorg aanvullende maatregelen nodig heeft om misbruik te voorkomen. Kuijk: „Ik kan eigenlijk geen andere aanbeveling geven dan dat we er te allen tijde alert op moeten zijn, tot op het paranoïde af.”

Nitrauw grijpt terug op de uitzendkracht die door SGJ werd betrapt terwijl hij pornobeelden bekeek: „Ik zal de dag prijzen waarop zorginstellingen toestemming krijgen om zwarte lijsten aan te leggen en onderling uit te wisselen. Beroepskrachten die in de fout zijn gegaan kunnen nu zo bij een andere zorginstelling aan de slag, hetzij via een uitzendbureau of rechtstreeks. Alleen al bij het opduiken van hun namen zouden de seinen overal op rood moeten gaan.”

Cijfers misbruik jeugdzorg slechts beperkt bruikbaar

Na de arrestatie van crèchemedewerker Robert M. en de onthullingen over het beleid van kinderdagverblijf ’t Hofnarretje barstte het debat over het voorkomen van seksueel misbruik in de kinderopvang in volle hevigheid los. Wie had M. kunnen stoppen? Waren er veiligheidsprotocollen en zijn ze nageleefd? Lag de fout bij een instelling, of zit de hele sector in de verdachtenbank?

Het zijn in zekere zin ook de vragen waarover de commissie-Samson zich buigt, zij het niet in de kinderopvang maar in de jeugdzorg. Deze commissie is een initiatief van de Tweede Kamer en opereert sinds haar instelling afgelopen voorjaar naast de commissie-Deetman, die in opdracht van de Rooms-Katholieke Kerk onderzoek doet naar misbruik door roomse geestelijken.

Een aparte commissie was wenselijk, zo oordeelde de Kamer, omdat Deetman wel internaten bij zijn onderzoek betrok, maar slechts instellingen van roomse signatuur. Met Samson is gegarandeerd dat er ook meldingen worden onderzocht van kinderen die sinds 1945 in opdracht van de overheid in pleeggezinnen en jeugdzorginstellingen zijn geplaatst.

Uit een aantal gegevensbronnen is af te leiden hoe groot de omvang en de ernst van seksueel misbruik in de jeugdzorg zouden kunnen zijn, afgaand op officiële meldingen, registraties en/of tuchtuitspraken. Zo ontving de Inspectie jeugdzorg sinds 2005 zestien meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door hulpverleners in instellingen en zes meldingen van vermoedens daarvan, aldus woordvoerder K. Paling. Misbruik door pleegouders werd in diezelfde periode veertien keer gemeld, vermoedens daarvan zeven keer.

Bij de inspectie is niet bekend hoeveel meldingen tot strafrechtelijke vervolging hebben geleid. Ook woordvoerder E. Boerstra van het parket-generaal van het openbaar ministerie kan daarover geen uitsluitsel geven, omdat de justitiële registratie van zedenzaken „onvoldoende fijnmazig” is.

De meeste medewerkers in de jeugdzorg, zoals gezinsvoogden en sociaal-agogisch medewerkers, voeren geen beschermde titel en zijn daarom niet geregistreerd volgens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Op deze medewerkers is bij misstappen dus geen wettelijk tuchtrecht van toepassing, hooguit verenigingstuchtrecht.

Bij de tuchtcolleges van de drie beroepsverenigingen –de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO), de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers/NVMW en het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)– zijn geen zaken bekend van seksueel misbruik jegens kinderen. De waarde van dit gegeven is echter uiterst beperkt; van alle sociaal-agogische medewerkers is slechts 2 procent op vrijwillige basis aangesloten bij een beroepsvereniging; van de psychologen circa 60 procent.

Niet-aangesloten beroepskrachten onttrekken zich aan het verenigingstuchtrecht. Dat betekent dat afgezien van justitie alleen werkgevers bij ernstige misstappen arbeidsrechtelijk tegen hen kunnen optreden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer