Hoogleraren in strijd tegen volle agenda’s
Hoogleraren aan kerkelijke opleidingen hebben het druk. Zo druk, dat ze te weinig toekomen aan wetenschappelijk theologisch onderzoek. De synodes van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) en de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) beloofden vorige maand maatregelen te nemen.
De werkdruk van de vijf hoogleraren van de christelijke gereformeerde Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) is „structureel te hoog.” Het is een oud probleem, zegt rector prof. dr. G. C. den Hertog. „Het onderwerp staat elke keer weer op de agenda van de synode. Het is goed dat er nu concrete maatregelen worden genomen.”
De synode gaf de universiteit groen licht om student-assistenten en deeltijdonderzoekers aan te stellen, zodat de hoogleraren meer tijd krijgen om onderzoek te doen. Ook wordt er gekeken naar het aantal nevenfuncties van de TUA-docenten.
Het Hersteld Hervormd Seminarium aan de Vrije Universiteit in Amsterdam kampt met dezelfde problemen. Vanwege hoge werkdruk komen de docenten onvoldoende aan onderzoek toe. Een van de oorzaken ligt in de omvang van de opleiding. Het seminarium telt ongeveer zeventig studenten, en dat is aanzienlijk meer dan in 2005 bij de start werd verwacht.
Rector dr. W. van Vlastuin werkt aan een notitie die een antwoord moet geven op de vraag van welke omvang het docentencorps dient te zijn „wil het zijn taken naar behoren kunnen vervullen.” Inhoudelijk wil hij nog niets over de nota zeggen, maar duidelijk is wel dat de docenten het aantal uren van hun benoeming soms met meer dan 50 procent overschrijden.
Hoogleraren en docenten hebben een overvolle agenda. Waar komen ze onvoldoende aan toe?
Dr. Van Vlastuin: „Voor een universitair docent of hoogleraar geldt normaal gesproken dat hij ongeveer evenveel tijd besteedt aan onderwijs als aan onderzoek. Daarnaast is er een klein deel van de tijd ingeruimd voor bestuurfuncties en participatie in vakgroepen, stafoverleg, academische commissies of onderzoeksgroepen.
In de praktijk is het echter zo dat docenten van het Hersteld Hervormd Seminarium hun tijd grotendeels besteden aan onderwijs. Dit gaat dan uiteraard ten koste van het onderzoek, en op lange termijn van de kwaliteit van het onderwijs. Idealiter doceren de docenten in vakken waarin ze ook onderzoek verrichten. Zo kunnen ze de studenten van ‘binnenuit’ meenemen in hun vakgebied.”
Prof. Den Hertog: „De vuistregel is dat we 30 procent van onze tijd besteden aan bestuurstaken, 30 procent aan onderwijs en 40 procent aan onderzoek. Als we ons strikt zouden houden aan een veertigurige werkweek, is er geen ruimte meer voor onderzoek. Dat moet je in je vrije tijd doen.”
Hoe lang werkt een hoogleraar aan de TUA gemiddeld?
Prof. Den Hertog: „Ik kan natuurlijk niet spreken voor mijn collega’s, maar zelf zit ik meestal ’s morgens vanaf halfzes, zes uur achter mijn bureau en werk dan tot halftien ’s avonds, om daarna nog even met mijn vrouw in de kamer te zitten. Ik ben gezegend met een sterk gestel.”
Moeten kerkelijke opleidingen wel volop willen meedoen in de wetenschappelijke wereld?
Prof. Den Hertog: „De lijn die we ons steeds voor ogen houden, is dat we in eerste instantie de predikantenopleiding van de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn. We kunnen wel prachtige publicaties afleveren, maar als dat ten koste gaat van de opleiding tot dienaren van het Woord, dan moet je bij jezelf te rade gaan. Ons primaat is volstrekt helder.
Tegelijk hebben we een verantwoordelijkheid om in de wetenschappelijke wereld en aan het publieke debat mee te doen. Het is niet goed om de universitaire wereld aan zichzelf over te laten; ook zij heeft de heiliging door het Woord van God nodig.
Ook financiën spelen een rol. Als je niet langer wilt meedoen in de wetenschappelijke wereld, zal je zelf je broek moeten ophouden. Dit zal ten koste gaan van de kwaliteit van onderzoek en onderwijs.”
Welke opties zijn er voor de Hersteld Hervormde Kerk om de werkdruk van docenten te verminderen?
Dr. Van Vlastuin: „Theoretisch zijn er verschillende mogelijkheden. Zo kan de omvang van de benoemingen aan het Hersteld Hervormd Seminarium worden uitgebreid. Dan komt er meer tijd vrij. Het is ook mogelijk om met parttimers te blijven werken en het aantal parttimers uit te breiden. Een derde mogelijkheid zou zijn om met gastdocenten te werken of samenwerking te zoeken met zusterinstituten.”
Zoals de Theologische Universiteit Apeldoorn?
Dr. Van Vlastuin: „Dat is een van de opties die je zou kunnen onderzoeken.”
Prof. Den Hertog: „In opdracht van de synode kijken we nadrukkelijk naar de toekomst van de TUA. We zijn een bekostigde instelling en moeten daarom voor 100 procent aan de eisen van de overheid voldoen. Dat is voor een universiteit met zo’n honderd studenten niet eenvoudig. Op het gebied van onderzoek werken we al nauw samen met de Theologische Universiteit Kampen van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar er zullen nog heel wat hobbels genomen moeten worden wil dat ook gelden voor het curriculum.
Je zou ook –en dit is puur theoretisch– kunnen denken aan een gereformeerde opleiding aan een andere universiteit, naar analogie van het Hersteld Hervormd Seminarium, waarbij je je eigen identiteit bewaakt. We onderzoeken alle opties.”
Helpt snijden in het aantal nevenfuncties om de werkdruk te verminderen?
Dr. Van Vlastuin: „Voor predikanten en docenten geldt dat ze vaak een aantal nevenfuncties hebben. Dit is heel begrijpelijk en ook goed. Zo houden theologen contact met de werkelijkheid van alledag of met een specifiek terrein in het maatschappelijke, kerkelijke of academische leven. Vanuit deze instituten of organisaties kan de bijdrage van een theoloog nodig of wenselijk zijn.”
Volgens de hersteld hervormde predikant bestaat er een vruchtbare wisselwerking tussen nevenfuncties en de eigenlijke arbeid. Het geheim is om hier een evenwicht in te vinden. „Als de nevenfuncties de eigenlijke taak overwoekeren, gaat er iets verkeerd. Als we helemaal geen nevenfuncties hebben, kunnen we wereldvreemd worden of de indruk wekken dat de theologie niet relevant is voor het dagelijkse leven. Ieder zal van tijd tot tijd de nevenfuncties moeten evalueren op de relevantie daarvan. Soms moet je dan de conclusie trekken dat het beter is om een bepaalde taak aan een ander over te dragen.”
Het Hersteld Hervormde Seminarium zou fulltimedocenten kunnen aanstellen, zoals de Theologische Universiteit Apeldoorn dat doet.
Dr. Van Vlastuin: „In principe is het een mooie combinatie om kansel en katheder te combineren. In het onderzoek voor mijn eigen proefschrift heb ik gemerkt hoe vruchtbaar de wisselwerking tussen de arbeid in de gemeente en het theologische onderzoek is. Wanneer beide taken evenwel in omvang toenemen, gaat het wringen. Zo heb ik dat ook ervaren: Je hebt het gevoel tekort te doen aan de gemeente en tegelijk het gevoel tekort te doen aan de opleiding. Dan moet er een keuze worden gemaakt: of beide taken in omvang terugbrengen, of volledige toewijding aan één taak.”
Een hoogleraar moet zich niet enkel richten op wetenschappelijk onderzoek, vindt prof. Den Hertog. „Dat lijkt me heilloos en niet gereformeerd. Theologie is een wetenschap die betrokken is op kerk en samenleving. Theologen werken niet in een soort laboratorium, afgesloten van de buitenwereld. We willen én goed onderzoek doen én de kerk en de samenleving op het oog hebben.”
Prof. Den Hertog en dr. Van Vlastuin vinden het allebei van levensbelang voor kerk en universiteit dat docenten contact houden met het gemeentelijke leven. „De betrokkenheid van de kerk op de predikantopleiding is voor mij een spijkerhard punt”, zegt prof. Den Hertog. „De band tussen kerk en universiteit staat echter onder druk. Dat heeft te maken met ontwikkelingen in de kerk zelf, maar ook met de werkdruk van de hoogleraren en het snoeien in spreekbeurten. Een hoogleraar zat vroeger in deputaatschappen, deed volop mee aan synodes en was hoofdredacteur van De Wekker. Dat kan nu niet meer. We hebben nu studenten aan de TUA die geen kerkelijke opleiding volgen en die kun je niet vragen even te wachten omdat de hoogleraar op de christelijke gereformeerde synode zit.
Als hoogleraren doen we er alles aan om te voorkomen dat de band met de kerken losser wordt. Het is daarom goed dat we, zo mogelijk, zondags ergens in het land preken. De kerken moeten weten wat er in ‘Apeldoorn’ gebeurt, zodat er ook voor ons gebeden kan worden.”
Als er geen band is tussen de kerken en de opleiding is het gevaar levensgroot dat wetenschappers gaan zweven, aldus dr. Van Vlastuin. „Het is niet voor niets een regel in de hervormde kerkorde dat docenten vijf jaar praktijk moeten hebben als gemeentepredikant. Als men geen gemeentepredikant meer zou zijn, blijft het van belang om in contact te staan met het concrete gemeenteleven. Dat is voor mij niet alleen een moeten, maar ook een mogen. Ik vind het een genoegen om ’s zondags voor of na de preek in contact te zijn met een kerkenraad en iets te proeven van wat er leeft en hoe de dingen van Gods koninkrijk leven. Ik zou dat niet graag missen. Momenteel geef ik hier in Wezep belijdeniscatechisatie. Daar komen dezelfde grote vragen als die van twintig eeuwen kerkgeschiedenis aan de orde. Wat in het catechisatielokaal in pasmunt wordt vertaald, wordt in de collegezaal theologischer doordacht.”