Wet garandeert recht op onderwijs niet
Het recht op onderwijs is onvoldoende gegarandeerd in de Nederlandse wet.
Ouders die hun kinderen opzettelijk thuishouden en kinderen die spijbelen, lopen het risico op een boete of gevangenisstraf. Maar kinderen die ongewild thuiszitten, kunnen geen direct beroep doen op hun recht op onderwijs.
Dat stelt de Stichting De Ombudsman in een notitie die zij maandag aan minister Van der Hoeven (Onderwijs) heeft aangeboden. De stichting krijgt steeds vaker klachten binnen over kinderen die ongewild thuiszitten. Het treft vooral kinderen met gedragsproblemen, autisme, een lichamelijke handicap of een vermoeidheidsziekte. De ombudsman vindt het onaanvaardbaar dat juist kinderen die extra aandacht nodig hebben, buiten de boot vallen.
Volgens onderzoeksinstituut NIZW kregen vorig jaar 325 kinderen met een lichte verstandelijke handicap of gedragsproblemen langdurig geen onderwijs. Bij de Onderwijsinspectie waren dat jaar slechts vijftig thuiszitters uit het speciaal onderwijs bekend. De ombudsman pleit voor een landelijke registratie.
De ombudsman analyseerde 21 klachten over leerplichtige thuiszitters en stuitte daarbij op verschillende knelpunten. Zo zijn er kinderen die na een test niet geschikt waren voor het speciaal onderwijs, maar die ook niet op een gewone school terecht konden. Reden is vaak dat er niet genoeg docenten, kennis, of begeleiding voorhanden was voor deze groep kinderen.
Kinderen die thuiszitten, krijgen vaak alleen schoolboeken opgestuurd van de school waar zij het laatst op zaten. Ze krijgen nauwelijks of geen begeleiding van leraren in de periode dat ze thuiszitten. Gemeenten geven aan dat er geen geld voor is. Soms krijgen ouders geld voor twee uur les aan huis.
Er is een onderwijsconsulent en een adviescommissie toelating en begeleiding van het ministerie van Onderwijs. Zij geven onafhankelijk advies aan ouders en scholen, of wijzen scholen op hun plicht om leerlingen te accepteren. Maar zij zijn er alleen voor kinderen die een indicatie gekregen hebben voor speciaal onderwijs.
Daarnaast wijst De Stichting Ombudsman erop dat leerplichtambtenaren vaak alleen controleren of kinderen of ouders verwijtbaar handelen als een kind niet naar school gaat. Het ondersteunen van ouders en kinderen die onderwijs willen, komt onvoldoende uit de verf.
De stichting vindt dat scholen leerlingen pas definitief van school mogen sturen als er een andere school is gevonden. Nu kunnen scholen een kind verwijderen als ze acht weken naar een oplossing hebben gezocht. Scholen die overwegen een kind van school te sturen, moeten dat lang van tevoren melden bij onder andere de leerplichtambtenaar, vindt de ombudsman. Dan kan naar een oplossing gezocht worden als het kind nog in de klas zit.
Verder moeten de commissies die gaan over het testen en plaatsen van kinderen in het speciaal onderwijs en extra zorg in het regulier onderwijs beter met elkaar samenwerken.