Ds. F. Luitjes veertig jaar in het ambt
ERMELO – „Ik heb hier nog een taak, maar ik ga steeds meer toeleven naar het einde.” Dat zegt ds. F. Luitjes, hervormd emeritus predikant te Ermelo. Zondag stond hij veertig jaar in het ambt.
Frans Luitjes werd op 12 oktober 1940 in Oegstgeest geboren. Op 25-jarige leeftijd ging hij theologie studeren. Toen hij dertig jaar oud was, deed hij intrede in zijn eerste gemeente, Kinderdijk, nu veertig jaar geleden. Het grootste deel van zijn gemeenteleden werkte op de scheepswerf van Smit Kinderdijk.
In zijn tijd kwam de Rehobothkerk in Nieuw-Lekkerland-Middelweg tot stand. Daardoor verschoof het zwaartepunt van de hervormde gemeente Kinderwijk-Middelweg naar de nieuwe kerk. De kerk in Kinderdijk komt ’s zondags niet meer vol. „Maar er is een constante opkomst”, haast ds. Luitjes zich te zeggen.
Kootwijkerbroek/Kootwijk, zijn tweede gemeente, besloeg een uitgestrekte gebied. De gemeenteleden waren hoofdzakelijk boeren.
Ds. Luitjes kreeg er een tik van mee. Hij hield er op een weiland achter zijn pastorie geiten, kippen, konijnen, eenden, zwanen en twee ezels. Hij was er predikant van 1975 tot 1980.
MKZ
De MKZ-crisis, die na zijn vertrek ontstond, greep ds. Luitjes aan. Hij kan zich de reacties van de inwoners van Kootwijkerbroek goed voorstellen. „De boeren geloofden niet dat er werkelijk MKZ in hun dorp was. Bovendien was de manier waarop de ruiming plaatsvond, niet altijd even plezierig. Soms kwamen de ruimploeg om de dieren op te halen terwijl de boer nog aan het voeren was. Als de ploeg weg was, vond de boer achtergelaten dierenpoten op zijn erf.”
Ds. Luitjes zegt dat de Kootwijkerbroekers in sommige gevallen over de grens gingen, bijvoorbeeld bij het molesteren van de ruimers en de politie en met het ophangen van dode dieren in de bomen. „Dat weten ze zelf ook wel.”
Kootwijkerbroek is volgens de predikant veranderd na die tijd. „Vroeger was het een gesloten dorp waar de jongelui het liefste thuis op de boerderij gingen werken. Nu is het karakter van het dorp opener en leren de jongelui verder. Dat is goed. Het lukt tegenwoordig in Nederland niet meer om een geïsoleerd karakter te handhaven.”
Ds. Luitjes heeft er destijds het jeugdwerk ter hand genomen, dat inmiddels „een hoge vlucht genomen” heeft.
De jubilerende predikant stond 24 jaar in Woudenberg, zijn derde en laatste gemeente. Hij kreeg daar diverse beroepen, maar hij bedankte ervoor. „Ik voelde geen roeping om een beroep aan te nemen”, verklaart hij. Hij denkt niet dat zijn gemeente het erg vond. „Ik had niet het idee dat de Woudenbergers me weg wilden hebben. Als er een collega wegging, zeiden de mensen: „We hebben Luitjes nog.””
Woudenbergers zeiden het als ze het ergens niet mee eens waren: „Dat was niet erg. Het hield me wakker.”
In Woudenberg heeft hij zijn ezel weggedaan, omdat het dier nogal eens balkte en de buren er last van hadden. „In Woudenberg had ik ook kippen en andere dieren. Duiven kwamen naar me toe vliegen als ik thuiskwam.”
Mefiboseth
Na zijn emeritaat in 2004 is hij met zijn vrouw in Ermelo gaan wonen, waar hij vroeger al een vakantiehuis had. Ook hier zijn dieren: een hond, duiven en kippen, waaronder een met een kreupele poot, Mefiboseth. „Als ik geen dieren zou hebben, zou ik het stil vinden.”
Stilzitten doet hij niet. Nadat hij na zijn emeritaat eerst bijstand in het pastoraat verleende in Woudenberg, Uddel en Kootwijkerbroek, werkt hij nu in Garderen. De hervormde gemeente, die bijna vanaf de grond is opgebouwd na 2004, is levensvatbaar en groeit. Gemiddeld bezoeken zo’n tachtig mensen de diensten.
Hij wordt ouder, merkt hij. „Ik heb anderen het Evangelie van de twee wegen gepreekt. Ik heb gezegd wat het niet is en wat het wel is. Ik heb hun gewezen op Christus, die uit het hart van de Vader kwam. Ik heb gesproken over het werk van de Heilige Geest. Ik heb iets mogen zeggen van de Drie-enige God. Die taak heb ik nog, maar ik merk dat ik ga toeleven naar het einde, waarover het gaat in Psalm 90.
Dan geldt voor mij hetzelfde als voor anderen: zalig worden uit genade. Dat is een werk van Christus. Daar mag ik hoop op hebben en daar zie ik naar uit. Vanuit mijn studeerkamerraam kijk ik vaak naar boven. Dan denk ik: daarboven is Christus en daar mag ik eenmaal bij Hem zijn.”