Augustinus als bewogen zielszorger
De evangelist Johannes vliegt als een adelaar hoger dan anderen, laat de duisternis van de aarde verder onder zich en aanschouwt het licht van de waarheid met scherpere ogen, zo typeert Augustinus het Johannesevangelie. De bundel ”Geef mij te drinken” bevat de eerste 23 verhandelingen van de in totaal 124 bijdragen van de kerkvader over dit evangelie. De titel verwijst naar het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Vers voor vers wordt de tekst overdacht.
Rode draad in de bundel is de oproep om in God het leven en het geluk te zoeken. God zetelt in het bewustzijn, in het innerlijk. De mens is geschapen naar het evenbeeld van God en bezit het verstandelijk vermogen waarmee hij de Wijsheid kan waarnemen. Het verstand in de ziel wordt door een hoger licht verlicht, namelijk God. Hij is het ware Licht dat iedere mens bestraalt die in deze wereld komt. Maar hij moet wel het hart zuiveren om God te zien. Nadruk legt Augustinus op de vleeswording van God, op Christus als Geneesheer. Hij is neergedaald, opdat wij tot Hem zouden opstijgen.
God geeft genade „gratis.” „U hebt niet met voorafgaande verdiensten gekocht wat u hebt ontvangen. Dit is dus de eerste genade die de zondaar ontvangt: vergeving van zonden.” De mens is geboren uit Adam, en wordt herboren door Christus. Dat verplicht tot een heilig leven, dat bestaat uit liefde.
Augustinus komt naar voren als een bewogen zielszorger. Uiteindelijk kan hij slechts stamelen over God. „Alles kan over God worden gezegd, maar niets is God waardig genoeg. Niets is rijker dan deze taalarmoede.”
Geef mij te drinken. Verhandelingen 1-23 over het Johannesevangelie, Aurelius Augustinus; uitg. Damon, Budel, 2010; ISBN 978 90 557 3974 5; 480 blz.; € 49,90.