De Kamer wil het aantal vragen uitbreiden naar zes of zeven in een uur (nu vier), en de kabinetsleden dwingen korter te antwoorden. Interrupties van andere fracties worden dan niet meer toegestaan, de vragensteller mag wel een paar keer goed doorvragen.

De Kamer gaat er vier weken mee oefenen, daarna wordt het geëvalueerd, aldus Verbeet donderdag. „Eigenlijk zijn we al sinds het eerste vragenuurtje in 1906 aan het denken hoe het beter kan. Vroeger werden vragen ingeleverd, voorgelezen en was het antwoord ook al voorbereid. We proberen het nu steeds spontaner te maken.”

Verbeet geeft toe dat het moeilijk zal worden om ministers en staatssecretarissen te bewegen om in maximaal drie minuten antwoord te geven op de eerste vraag. Maar het zal wel moeten. „Eigenlijk moeten bewindspersonen in staat zijn om vers van de lever uit hun hoofd te antwoorden op vragen van Kamerleden”, aldus Verbeet.

Ze hoopt ook dat het vragenuurtje nieuwe stijl, met meer actuele onderwerpen, kan leiden tot minder behoefte aan spoeddebatten. Die is nu vaak zo groot dat een spoeddebat pas na een of twee weken op de agenda kan komen.

Verbeet zou het neveneffect van minder spoeddebatten toejuichen. „We hebben de meeste vergaderuren van Europa zo ongeveer, dus dat zou me een lief ding waard zijn.”

In de Kamer lagen eerder al voorstellen op tafel om het vragenuurtje te verbeteren. Zo werd er aan gedacht om drie keer per week een vragenuur te houden met het voltallige kabinet. Maar dat idee kreeg geen steun.