Criminaliteit onder meisjes stijgt
Nieuw is het fenomeen niet, maar het deze week gepubliceerde rapport ”Moordmeiden” onderstreepte nog eens dat de criminaliteit onder meisjes van 12 tot 18 jaar stijgt. „Ze worden brutaler, agressiever en ze gebruiken vaker geweld.”
April van dit jaar: de politie arresteert in het Groningse Delfzijl een groep van elf tienermeisjes in de leeftijd van 13 tot en met 15 jaar voor het plegen van zeker negentig winkeldiefstallen in de stad. Een paar maanden daarvoor pakt de politie in Stadskanaal acht kinderen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar op voor ruim 200 gevallen van winkeldiefstal en heling. Vijf leden van de groep zijn meisjes. Een van hen, een 13-jarig meisje, blijkt de aanvoerder te zijn.
In 2008 rolt de politie een jeugdbende op in Rijswijk. Twee van hen zijn meisjes. De groep tieners zouden de buurt rond het winkelcentrum In de Bogaard hebben geterroriseerd. Ze zouden een broer en zus van 8 en 11 jaar hebben mishandeld en ouderen hebben lastiggevallen door hen in het gezicht te spugen. Met mobiele telefoons maakte de bende opnamen van alle mishandelingen. Een deel van de groep pleegde mogelijk ook winkeldiefstallen.
Het zijn stuk voor stuk incidenten die de conclusies van het openbaar ministerie in juni van dit jaar (zie kader) en van het rapport ”Moordmeiden”, dat de situatie in de provincie Utrecht belicht, onderschrijven. „De cijfers laten een stijging zien van het aantal criminele meisjes”, zegt Inger Luijten, die meewerkte aan het rapport. „Ze worden brutaler, agressiever en ze gebruiken vaker geweld.”
Luijten zegt dat bij justitie anders naar meisjes wordt gekeken dan vroeger. „Toen waren ze vooral slachtoffer, nu steeds vaker dader. Al valt dat in de praktijk nog mee, want nog steeds wordt bij meisjes eerder voor hulpverlening dan voor straf gekozen.”
Onder meisjes is winkeldiefstal het meest voorkomende delict. De sterkste stijging doet zich volgens Luijten voor bij mishandeling en geweld jegens anderen. De onderzoekster pleit voor meer aandacht voor de meidenproblematiek. „Als jongens boos zijn, gaan ze slaan en schelden. Hun woede uit zich in de meeste gevallen direct. Meisjes zoeken het meer bij zichzelf. Ze willen anderen niet lastigvallen met hun probleem, omdat ze er sterk aan hechten de sociale relaties goed te houden. Als er veel problemen zijn die lange tijd sluimeren, kan een meisje opeens heel heftig tevoorschijn komen.”
Luijten geeft toe dat de roep om aandacht voor de meidenproblematiek niet nieuw is. „Hulpverlening die puur is gericht op meisjes kost geld. Waar leg je als gemeente de prioriteiten? Grote gemeenten zoals Utrecht en Amersfoort hebben er speciaal geld voor vrijgemaakt. Maar als het in een gemeente slechts om tien meiden gaat, is de aanstelling van een speciale jongerenwerker voor deze groep een duur grapje. Veel jongerenwerk is vooral gericht op jongens.”
Waarom gaan steeds meer meiden het criminele pad op? „Het gaat vaak om een complexe samenloop van omstandigheden”, zegt Luijten. „Het kan zijn dat de thuissituatie niet goed is: vader dronken, moeder vaak afwezig. Terwijl de relatie met een moeder voor een tienermeisje van groot belang is. Daarnaast worden meisjes soms lovergirl als ze onder invloed van jongens andere meisjes ronselen. Bovendien kan het gaan om meiden die thuis altijd erg strak zijn gehouden, misbruikt of mishandeld en op straat volledig los gaan.”
Luijten noemt ook het voorbeeld van een meisje dat zich uit verveling te midden van een bende jongens geweldig voelt en er alles aan doet om erbij te horen. „Groepsdruk speelt een belangrijke rol. Als je als meisje erbij wil horen, word je al snel meegezogen. „Heb je make-up nodig? Dat koop je toch zeker niet? Gewoon stelen, joh!” Als lid van een groep met zulke mores doe je al snel mee.”
Zijn er verschillen tussen delinquente jongens en meisjes? Luijten: „Bij meisjes gaat het altijd om een combinatie van oorzaken. Bij jongens kan één incident de opmaat zijn voor crimineel gedrag. Meisjes zijn daarnaast erg gewiekst. Ze weten heel goed hoe ze iets van een ander gedaan moeten krijgen en hoe ze die voor hun karretje kunnen spannen. Daarnaast zijn ze een kei in liegen. In een groep slagen ze er vaak in om buiten schot te blijven en de jongens voor de misdaden te laten opdraaien. Die onzichtbaarheid van de meisjes maakt het tegelijk moeilijk om preventief actie te ondernemen.”
Het zou volgens haar „goed kunnen” dat die onzichtbaarheid ook tot uiting komt in de officiële cijfers. Met andere woorden: de stijgende cijfers vormen slechts het topje van de ijsberg. „Uit lopend onderzoek aan de VU (zie kader) blijkt dat het aantal delinquente meiden dat een misdrijf pleegt heel dicht in de buurt van de jongens komt. Als je bijvoorbeeld op straat aan een meidenbende zou vragen wie van hen wel eens delicten heeft gepleegd, dan zullen acht van de tien hun vinger opsteken. Je kunt er de klok op gelijkzetten dat bijvoorbeeld slechts twee van hen er ooit voor zijn gestraft. Op die manier blijven ze uit beeld.”
De rapportschrijvers stellen vast dat meisjes geneigd zijn hun seksualiteit te gebruiken om dingen voor elkaar te krijgen. Ligt het niet voor de hand dat ze zichzelf op die manier in de problemen brengen, terwijl de jongens meestal als dader worden aangemerkt? Luijten noemt het „een complexe materie.” Volgens haar is seksueel uitdagend gedrag van meisjes een roep om aandacht die ze onder invloed van onzekerheid doen. „Als een jongen erop ingaat, schrikken ze vaak terug. Meisjes moeten zich door goede voorlichting bewust zijn van de consequenties van hun uitdagende gedrag.”
Om meiden van het criminele pad te krijgen, is goede samenwerking tussen justitie en jeugdzorg van groot belang, zegt Luijten. „Maar het voorkomen van crimineel gedrag is nog belangrijker.”
Op dat preventieve vlak zouden straatcoaches uitkomst kunnen bieden, denkt Jack van Midden, directeur van Stichting Aanpak Overlast Amsterdam (SAOA), die in 2006 in de hoofdstad de straatcoach introduceerde.
Straatcoaches spreken de jongeren aan op hun gedrag. Zij schakelen de politie pas in als er gevaar dreigt. Ouders van notoire raddraaiers krijgen huisbezoek en zijn verplicht mee te werken aan de aanpak van het wangedrag van hun kroost. Het project is succesvol, want de overlast neemt af.
Van Midden benadrukt dat 95 procent van de overlastgevende jeugd op straat jongen is. „Onder meisjes zie ik geen stijgende lijn, al zou het natuurlijk heel goed kunnen dat zij er inderdaad in slagen om in de luwte te blijven. De meisjes die bij intimidatie of ander wangedrag betrokken zijn, maken meestal deel uit van een groep met vooral jongens.”
Van Midden stelt vast dat veel ouders „geen idee hebben van wat hun zoon of dochter op straat uitspookt. „Ons kind doet zoiets niet”, zeggen ze dan. Blijkbaar zijn veel vaders en moeders vooral druk met hun eigen bezigheden.”
Onderzoek
Uit het jaarbericht van het openbaar ministerie van juni van dit jaar blijkt dat meisjes vaker forse geweldsmisdrijven, zoals berovingen, plegen. Een aantal jaren geleden kwam dat nog nauwelijks voor.
Samen met een aantal collega’s doet dr. Anne-Marie Slotboom, verbonden aan de afdeling strafrecht en criminologie van de VU, onderzoek naar de aanpak van delinquente meisjes. „Hoe kun je voorkomen dat ze in herhaling vallen? Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan cijfers omtrent meisjescriminaliteit. De resultaten van het onderzoek hopen we in het eerst kwartaal van volgend jaar te presenteren.”