Aanleiding voor het onderzoek was een rapport van het Openbaar Ministerie (OM) uit 2007, dat stelde dat er een opvallende stijging was van het aantal criminele meisjes. In Utrecht is die stijging de laatste tien jaar bij meisjes tussen 12 en 18 jaar er ook, maar minder dan de landelijke trend. Al kan dat volgens de onderzoeksters ook liggen aan een vertekend landelijk beeld vanwege de relatief grote problematiek in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.

Maar volgens de onderzoeksters van het rapport Moordmeiden is het belangrijker wat achter de cijfers schuilgaat. „De cijfers zijn misschien het topje van de ijsberg. Veel professionals die wij gesproken hebben, zien dat het criminele gedrag ernstiger is geworden”, aldus onderzoekster Miriam Zandvliet.

Het aantal delinquente meiden in de provincie Utrecht blijft laag in vergelijking tot het aantal jongens, maar de stijging is groter dan bij jongens. Dat komt volgens de onderzoeksters vooral doordat er anders naar meiden wordt gekeken. Werden ze eerst gezien als slachtoffer, nu is het oordeel dat ze ook dader kunnen zijn.

Bij meiden spelen een slechte band met de moeder en seksuele kwetsbaarheid vaker dan bij jongens een rol bij crimineel gedrag. Bovendien zijn meisjes gewiekster, ze zetten anderen aan tot delicten . „Op die onderliggende problemen moet eerder ingespeeld worden”, zegt Zandvliet. „Meisjes zijn geen jongens. Ze hebben een andere behandeling nodig.”

De onderzoeksters baseren hun conclusies onder meer op cijfers van politie en justitie. Alleato ondervroeg voor het niet-wetenschappelijke onderzoek 25 medewerkers van politie, justitie, jeugdzorg en gemeenten.