Bpm onder Europees vuur
Het autobezit in Nederland stijgt. Een snelle berekening laat zien dat het gemiddelde wagenpark per twee inwoners inmiddels al ongeveer één auto omvat. Dat is opmerkelijk, want het bezit en het gebruik van een auto worden elk jaar duurder.
De kosten stijgen door de expansie van ‘autobelastingen’ geheven door de rijksoverheid. Het begint met het betalen van belastingen bij de aanschaf van een auto (btw, bpm en/of invoerrechten). Het gaat verder met verbruiksbelastingen (motorrijtuigenbelasting, accijnzen, btw op brandstof, maar ook parkeergelden en –voor de zakelijke rijders– de fiscale bijtelling in de inkomstenbelasting).
Dat juist nu een van de omvangrijkste autobelastingen, de bpm (geschatte jaarlijkse opbrengst voor de rijksschatkist van circa 3,2 miljard euro), onder Europees vuur ligt, zal daarom veel autorijders als muziek in de oren klinken.
Iedereen die in Nederland een personenauto, motor of bestelauto koopt of invoert uit het buitenland moet verschillende belastingen betalen. Een van deze belastingen is de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). Bpm moet worden betaald vóór de inschrijving van het voertuig in het Nederlandse kentekenregister.
Als de bpm niet is betaald, mag het voertuig niet in Nederland op de openbare weg rijden en loopt de auto- of motorrijder het risico een boete te krijgen.
Ook voor het rijden op de Nederlandse weg met een voertuig op buitenlands kenteken moet in beginsel bpm worden betaald. In dat geval kan een naheffingsaanslag worden opgelegd. In eerste instantie wordt alleen een zogenaamd informatie- en waarschuwingsformulier uitgereikt. Pas als dezelfde automobilist daarna voor de tweede keer met een buitenlandse huurauto op de Nederlandse wegen rijdt en wordt aangehouden, wordt daadwerkelijk een naheffingsaanslag opgelegd.
Met ingang van het kalenderjaar 2008 wordt het tarief van de bpm afgebouwd. Tot deze geleidelijke afbouw en uiteindelijke afschaffing is besloten omdat er voorbereidingen werden getroffen voor de invoering van de kilometerprijs (ofwel: de kilometerheffing). Omdat de kilometerprijs echter voorlopig niet ingevoerd gaat worden (een besluit blijft althans voorlopig uit), is de afbouw van de bpm stilgezet.
In 2010 bestaat het bpm-tarief uit twee delen. De volgende twee bedragen bepalen de uiteindelijk te betalen belasting:
Een bedrag dat wordt berekend op basis van een percentage van de nettocatalogusprijs (de catalogusprijs verminderd met de daarin begrepen btw), te weten 27,4 procent;
Een bedrag dat wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot. Dit is een variabel bedrag met een maximum van 288 euro.
Bedrag terugvragen
De te betalen bpm wordt verminderd met een vrijstelling van 1288 euro tot maximaal 1788 euro (dit verhoogde tarief geldt als de auto op aardgas rijdt), of vermeerderd met 1076 euro als de motor van de auto een compressieontsteking heeft. Kortom: hoe zuiniger en milieuvriendelijker de auto is, hoe minder bpm er uiteindelijk betaald moet worden.
Wanneer een in Nederland geregistreerd voertuig wordt uitgevoerd naar het buitenland of het huurcontract van een buitenlands voertuig eindigt, kan de autorijder de betaalde bpm onder voorwaarden gedeeltelijk terugvragen. Als hij een verzoekschrift indient, kan de fiscus het geld terugstorten. De teruggaaf hangt af van de gebruiksperiode binnen de Nederlandse landsgrenzen. Er wordt geen rente vergoed.
Strijdig met Europees recht
Recent heeft de hoogste Europese rechter, het Europees Hof van Justitie (HvJ EU), bij beschikking geoordeeld dat de hiervoor genoemde teruggaafregeling van de Wet op de bpm in strijd is met het beginsel van het vrij verkeer van diensten binnen de Europese Unie. Deze beschikking volgt op een uitspraak die al eerder werd gedaan. Na deze eerdere uitspraak heeft Nederland de teruggaafregeling (die daarvoor nog niet bestond) ingevoerd.
Het HvJ EU heeft geoordeeld dat de Nederlandse teruggaafregeling niet voldoet aan de eisen die eerder door het hof waren gesteld, omdat een autobezitter vóóraf het hele bpm-bedrag moet betalen en er geen rekening wordt gehouden met een eventueel tijdelijk gebruik in Nederland. De regeling belemmert volgens het HvJ EU nog steeds het vrije verkeer van diensten – in dit geval de (ver)huur van auto’s over de landsgrenzen heen.
In Den Haag zal op dit moment hard moeten worden nagedacht over een mogelijke oplossing, waarbij rekening moet worden gehouden met een tijdelijk gebruik van een voertuig in Nederland.
Of dit een directe aanleiding is voor een volledige herziening van de bpm zal nog moeten blijken.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl.