WSW’er draagt steentje bij aan bedrijfsleven
„Als je een nare dag hebt”, zegt consulent Anke van de Boom van !GO voor mensenwerk, „en je kijkt naar Michael, dan voel je je zo weer happy. Het geeft een goed gevoel hoor, om Michael in dienst te hebben.”
Van de Boom (26) begeleidt WSW’ers: mensen met een arbeidshandicap –lichamelijk, verstandelijk of psychisch– die via de sociale werkvoorziening (sw) werken. Mensen zoals Michael Tavenier (20), die nu een halfjaar bij sw-bedrijf !GO in Oosterhout in dienst is (zie kader). Ja, hij heeft een beperking. Hij is snel moe, praat moeilijk. Maar hij wil werken, en heeft een motivatie om u tegen te zeggen, aldus zijn consulent. „Daar zouden werknemers zonder arbeidsbeperking een voorbeeld aan kunnen nemen.”
„De markt schreeuwt om mensen”, zegt Sandra Klerx, manager mensontwikkeling bij !GO. „Onze medewerkers kunnen echt wat betekenen voor het bedrijfsleven en de maatschappij.”
Het kan zijn dat er voor één job drie WSW’ers nodig zijn. Dat vraagt wat organisatie en extra begeleiding, maar brengt ook enthousiasme en hoop met zich mee, betogen de mensen van !GO. Ze volgen daarom de berichten over bezuinigingen op de voet.
Het kabinet wil de komende jaren circa 30.000 minder mensen toelaten tot de sociale werkvoorziening, oftewel sw-bedrijven. De subsidie voor de arbeidsplaatsen binnen die organisaties gaat daarom fors omlaag. Nu werken er nog zo’n 100.000 mensen met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen bij de sociale werkvoorziening.
„De oplossing is niet dat je deze mensen in een doos in het weiland opbergt en zegt: Ga daar maar werken”, zei premier Rutte (VVD) onlangs in een debat met Roemer (SP). Het kabinet wil mensen met een arbeidsbeperking juist aan het werk proberen te krijgen bij reguliere bedrijven.
Gouden ketenen
Ruttes opvatting dat het goed is om mensen met een beperking vaker te laten meedraaien in gewone bedrijven, wordt ook gedeeld door Frans Nijhuis, hoogleraar aan de Universiteit Maastricht en specialist op het terrein van arbeid voor mensen met een vlekje. „Dat kan allemaal best wat beter. De sociale werkvoorziening, die zou moeten fungeren als een springplank naar de arbeidsmarkt, was in de afgelopen jaren te vaak een fuik. Een gevangenis met gouden ketenen.”
De hoogleraar heeft wél problemen met de wijze waarop Rutte de weg naar die reguliere arbeid wil banen. „Stond er in het regeerakkoord: wij willen dat de sociale werkvoorziening goeddeels verdwijnt om iedereen regulier te laten werken en we bieden daarvoor alle ondersteuning, dan had ik juichend aan Ruttes zijde gestaan.”
Maar juist dat laatste onderdeel ontbreekt, stelt hij. „Rutte wil gebruikmaken van de reguliere gemeentelijke budgetten voor begeleiding en ondersteuning. Maar juist daarin wordt gesneden. Dan krijg je dus situaties zoals in Amsterdam, waar alleen nog de makkelijk bemiddelbare werklozen aan werk worden geholpen, de krenten uit de pap. Mensen die écht hulp nodig hebben, laat de gemeente links liggen. Terwijl het in mijn optiek toch een vorm van beschaving is dat mensen met een handicap dezelfde mogelijkheden hebben als iedereen.”
De 30.000 mensen die nu nog worden doorverwezen naar sociale werkplaatsen maar door Rutte straks via andere kanalen aan het werk moeten worden gezet, zijn nu eenmaal anders dan andere werklozen, benadrukt Nijhuis. „Als je ook maar één keer door een sociale werkplaats bent gelopen, dan weet je dat. En als oud-staatsecretaris van Sociale Zaken zou ook Rutte dat dus moeten weten.”
Deze mensen kunnen niet ‘gewoon’ gaan werken, zegt hij. „Ze moeten ergens op terug kunnen vallen. Want als er straks iets misgaat, wie zorgt er dan voor hen? Juist deze groep heeft een vangnet nodig om te voorkomen dat ze de zoveelste negatieve ervaring in hun leven gaan meemaken.”
Dat vangnet is, meent Nijhuis, ook noodzakelijk om werkgevers over de streep te trekken. „Je moet bedrijven de sores en risico’s uit handen nemen. Anders is de drempel om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen wel héél erg hoog. Dan nemen ze voor hun gevoel een soort tijdbom in dienst die ieder moment kan afgaan. Kortom: je kunt dus wel willen dat deze mensen massaal de arbeidsmarkt opgaan, maar als er geen ondersteuning is, dan kun je duwen wat je wilt, maar zit de poort gewoon dicht.”
Opknippen
Terwijl volgens Nijhuis juist ook werkgevers er baat bij hebben dat die poort opengaat. „Bedrijven verwachten door de vergrijzing grote tekorten op arbeidsmarkt. Iedereen is nodig.” Probleem is volgens de hoogleraar dat we in de achterliggende jaren met z’n allen banen steeds complexer hebben gemaakt. „Veel mensen kunnen dat niet aan. En heus niet alleen WSW’ers: vergeet niet dat maar liefst 18 procent van de Nederlanders een IQ heeft van minder dan 85. Maar dat wil niet zeggen dat zij helemaal niets kunnen.”
Neem schoonmaakwerk, zegt Nijhuis. „Dat is allang niet meer zo simpel als het lijkt. Je moet kunnen werken met verschillende middelen en machines en dat in een hoog tempo. Maar mensen met een beperking zijn absoluut niet in staat om in 2 minuut 15 een kantoorruimte te doen.”
Opknippen dus al die functies, stelt de hoogleraar, die in 2008 lid was van een commissie die zich in opdracht van het vorige kabinet boog over de Wet sociale werkvoorziening (WSW). „In een moeilijk deel en een makkelijk deel. Met wat begeleiding kunnen veel werknemers die nu nog in een sociale werkplaats functioneren dit dan prima aan.”
Boemerang
Die begeleiding kan volgens Nijhuis ook het beste door sociale werkvoorziening worden geboden. „Daar zit de expertise. Bovendien lopen er nu zo’n vijftig proefprojecten om te kijken hoe de weg vanuit de sociale werkvoorziening naar werkgevers verbeterd kan worden. Het had wijs geweest wanneer Rutte daarvan de vruchten had afgewacht in plaats van nu te roepen: we gaan korten en dan bereiken we vanzelf ons doel. Zijn beleid getuigt van onzorgvuldigheid en onnadenkendheid en het brengt de mensen die het al lastig hebben in het leven nog verder in de problemen.”
Ruttes bezuiniging kan op die manier best eens als een boemerang in zijn gezicht terugslaan, verwacht Nijhuis. „Als je wilt dat mensen met een beperking hun mogelijkheden om regulier te werken beter benutten, moet je daarvoor de juiste voorwaarden creëren. Want niet participeren leidt tot veel hogere maatschappelijke kosten. Dan is de kans dus groot dat je over vier jaar tot de conclusie komt dat er veel meer mensen buiten de arbeidsmarkt staan, vervreemd en geïsoleerd van de maatschappij. En dat er dringend iets uitgevonden dient te worden om hen te helpen. Zoiets als een sociale werkvoorziening bijvoorbeeld. Net als in andere landen.”
Het kabinet wil toe naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de bijstand, de regeling voor jonggehandicapten (de Wajong) en de sociale werkvoorziening hervormt. De invulling van het plan volgt nog. Mensen die het betreft maken zich intussen al wel zorgen, want er moet ook worden bezuinigd. Deel 1: mensen met een indicatie Wet sociale werkvoorziening (WSW) – voor wie een arbeidsbeperking heeft maar toch wil werken.
WSW’ers vormen een diverse groep mensen. Drie portretten vanuit sw-bedrijf !GO voor mensenwerk in Oosterhout (Noord-Brabant).
Oscar Nagy (56) zit sinds 1996 in de WSW. Voorheen was hij vrachtwagenchauffeur, maar na een ongeval op de weg kon hij dat werk niet meer doen. Bij !GO is hij voorzitter van de ondernemingsraad. „Ik praat met vakbonden en houd me bezig met van alles wat met wet- en regelgeving te maken heeft. Ik ben de lijm tussen !GO en de medewerkers.”
Na het ongeluk belandde hij voor een groot deel in de WAO. „Ik vroeg me af: ben ik nu afgeschreven voor de maatschappij? Ik wilde werken.” Dus probeerde hij een WSW-indicatie te krijgen. Dat lukte.
„Ik ben het oneens met de samenleving die WSW’ers als zielige mensen ziet”, zegt Oscar. „Ze zijn juist voor 100 procent gemotiveerd. Ze hoeven niet te werken, krijgen toch wel een uitkering, maar kiezen er vrijwillig voor om te doen wat ze nog kunnen. Het zijn bevlogen medewerkers, goed voor de werkgever.”
Hij vindt het „helemaal niks” waar het kabinet mee bezig is. „We zijn hier bezig met iets heel unieks. Met het IOP-plan, het Individueel OntwikkelingsPlan voor mensen, zijn we ver. We kijken daarin naar mogelijkheden voor werknemers om zich verder te ontwikkelen en hoe ze het beste begeleid kunnen worden. Rutte zegt „schrap schrap schrap”, loopt als een stoomwals door alle regelingen heen, maar geeft geen alternatieven. Ik vind dat hij eens moeten komen kijken op de werkvloer, zodat hij weet hoe het echt werkt hier.”
Michael Tavenier (20) werkt vier halve dagen per week op de productieafdeling. Drie jaar geleden kwam hij voor het eerst binnen bij !GO voor stages; sinds een halfjaar heeft hij een arbeidscontract. „Ik moet onderdelen in elkaar klikken, van die simpele dingen, met schuifjes en knikkers. Ik maak stopcontactdoosjes. Schroefjes vind ik rotdingen. Zo priegelig. Als dozen vol zijn, mag ik ze wegbrengen. Ik zit meestal alleen. In een groep is het wat druk.”
Iedere werknemer bij !GO heeft een consulent, een contactpersoon die zakelijke dingen regelt en het individuele ontwikkelingsplan invult. Voor Michael is dat Anke van de Boom (26). „Ik wacht op een aangepaste stoel, maar die wordt niet afgeleverd. Dat zeg ik dan tegen haar.”
Op elke afdeling bij !GO sturen een voorman en een werkleider het dagelijkse werk aan. Ook helpen collega’s elkaar.
„Ik heb een hekel aan stilzitten”, vertelt Michael. „Ik wil doorwerken. Maar dat kan niet altijd. Soms moet er een nieuwe voorraad komen.”
Het werk moet hij zittend kunnen doen, op een aangepaste werkplek. „Soms moet ik denken: Ik wil wel anders, maar ik kan niet anders. Maar ik ben een positieve jongen. Ik wil nog heel veel leren.”
Laura Damen (24) werkt sinds haar 16e bij !GO. Eerst via een stage, nu is ze voor 36 uur in dienst. „Sinds twee weken werk ik in de kantine. Dat bevalt mij beter dan de schoonmaakafdeling. Ik ga met plezier naar mijn werk.”
In haar persoonlijke ontwikkelingsplan stond op een bepaald moment: „Wat gaan we nu doen?” Laura wilde echt eens wat anders dan schoonmaken. In zo’n geval wordt er binnen en buiten !GO gezocht of er ander geschikt werk beschikbaar is. „Ik wilde meer met mensen doen en ik houd van eten. Daarom werd het de kantine.”
Ze doet het liefst elke dag hetzelfde. Broodjes beleggen, de afwas, koffieautomaten schoonmaken. „En met de mensen kletsen die voorbij komen.”
Laura kan „uitstekend” buiten de muren van !GO functioneren, zegt haar consulent. Bij de gemeente Oosterhout bijvoorbeeld. „Als daar een andere kantine komt, wil ik er best heen.”
En over tien jaar, wat zou ze dan willen doen? „Dan hoop ik hier nog steeds te werken. Dan vier ik mijn 12,5 jarig jubileum.”