Muziek

Geen glasheldere g, maar gebroken bromtoon

Als jochie zingen ze de sterren van de hemel, totdat de baard in de keel een hardhandig einde maakt aan hun vocale prestaties. De glasheldere hoge g maakt plaats voor een roestige, gebroken bromtoon. Jongenskoren, wereldwijd, kampen met het bijzondere natuurverschijnsel dat stemmutatie heet.

Evert van Dijkhuizen
19 November 2010 22:28Gewijzigd op 14 November 2020 12:36
Het Holland Boys Choir. Foto RD, Anton Dommerholt
Het Holland Boys Choir. Foto RD, Anton Dommerholt

Recent luidden Engelse kathedraalkoren de noodklok, omdat de jongenssopranen steeds eerder de baard in de keel krijgen als gevolg van een vervroegde puberteit. Deskundigen vermoeden dat deze wordt veroorzaakt door veel vet eten en ongezonde leefgewoonten. Het resultaat is dat de wereldberoemde koren niet alles meer kunnen zingen wat ze willen en hun toprepertoire moeten vereenvoudigen.

Een van de bekendste jongenskoren in Nederland is het Holland Boys Choir (HBC). In de dertig jaar dat Pieter Jan Leusink het HBC dirigeert, leidde hij zo’n 700 jongenssopranen, sommigen al vanaf hun vijfde, zesde, op. „Ik merk dat de overgang van jongensstem naar mannenstem juist later plaatsheeft als jongens hun stem door intensieve training goed hebben leren gebruiken. Dat moment kan verschuiven van 12, 13 jaar naar 14, 15, 16 jaar. Sommigen muteren nauwelijks hoorbaar. Hun stem verkleurt, maar ze kennen geen echte ”break”. Anderen hebben dat juist wel. Die houden twee, drie tonen over. Als je dan toch graag wilt blijven zingen, is dat natuurlijk heel vervelend. Vergelijk het met een voetballer die z’n rechterbeen mist.”

Leusink dist een anekdote uit z’n eigen praktijk op. „Ik had een jongen van 11 op koor die bijna zo ver was dat hij solo kon gaan zingen. Op een dag ging hij soldaatje spelen; hij liep constant te schreeuwen. Aan het eind van de middag was-ie z’n stem kwijt. Direct daarna begon hij in recordtempo te muteren. Zo snel kan het dus gaan.”

Op welk moment een jongen de baard in de keel krijgt, hoe lang die periode duurt en welke stem hij daarna terugkrijgt; het zijn volgens Leusink onvoorspelbare zaken. „Feit is dat bij het HBC negen van de tien jongens verdwijnen in die periode. Dat is soms best frustrerend. Ik steek veel energie in hun opleiding. Aan de andere kant ben ik ook blij dat ze niet allemaal blijven.” Lachend maakt hij een rekensommetje: „Dan had ik nu 350 tenoren en 350 bassen gehad.”

Leusink stak voor het fenomeen ”baard in de keel” zijn licht op bij gerenommeerde dirigenten van Engelse en Duitse jongenskoren. „Het zijn allemaal ervaringsdeskundigen. Ze weten er veel over te vertellen, maar wat er nu precies gebeurt, blijft lastig onder woorden te brengen. Eigenlijk wel logisch, want de stemmutatie is een hormonale kwestie en hormonen zie je niet.”

Een jongen met de baard in de keel doet er volgens Leusink verstandig aan z’n stem niet te zwaar te belasten. „Dus niet schreeuwen of bewust laag gaan spreken om stoer over te komen. Dat is funest.” Jongens die in de mutatiefase zitten, probeert de dirigent zo lang mogelijk op koor te houden. „Ook al kunnen ze niet meer alle tonen pakken, ik zeg altijd: blijf gewoon zingen. Ik zie soms aan de rode gezichten dat het niet helemaal lukt wat zo’n jongen wil.”

Jongens vanwege de baard in de keel wegsturen, doet Leusink niet. „Ook al zouden ze de koorklank negatief beïnvloeden, so what, denk ik dan. Ik ben veel te zuinig op ze.” Aan een speciale baardklas, zoals het Sacramentskoor in Breda kent, heeft de Elburger dirigent geen behoefte. „Ik heb nooit gemerkt dat zoiets nodig is. Bovendien haal je jongens uit de groep, je geeft ze een aparte status, terwijl ze niets liever willen dan op koor blijven en concerten meezingen.”

Leusink, die op dit moment zo’n twintig jongenssopranen opleidt, ervaart de stemmutatie niet direct als een bedreiging voor zijn koor. „Die hoort erbij. Het is wel een probleem om aan nieuwe jongens te komen. Ouders hebben geen tijd meer om hun kinderen drie keer per week naar koor te brengen, kinderen zelf zijn drukker geworden, zingen is niet populair en de mentaliteit wordt steeds individualistischer. Ineens afhaken op koor of vlak voor een concert afbellen omdat het niet uitkomt, is tegenwoordig normaal. Dertig jaar geleden was dat anders.”

Dirigent Henri de Graauw van het Sacramentskoor in Breda is positief over de „baardclub”, zoals hij de groep jongens met stemmutatie noemt. „Ik repeteer een halfuur per week, doe allerlei oefeningen met ze en let vooral op wat er zangtechnisch binnen hun bereik ligt. Veel neuriën, op ”noe” zingen en stukjes met niet al te grote intervallen. Deze jongens kunnen gerust blijven zingen, praten doen ze per slot van rekening ook, maar je moet wel goed kijken naar wat mogelijk is en de stem vooral niet forceren.”

Van stigmatisering heeft De Graauw nooit iets gemerkt. „We hechten eraan dat de jongens in de baardclub het met elkaar gezellig hebben. Natuurlijk blijft die stemmutatie iets vervelends, zeker als je jaren met veel plezier en op hoog niveau gezongen hebt. De baardclub heeft in die zin ook een sociale functie. Als jongens de baard in de keel krijgen, hoeven ze niet ineens van het koor af, maar kunnen ze rustig afbouwen.”

De Graauw, die zo’n 35 jongenssopranen in opleiding heeft, constateert net als Leusink dat de stemmutatie bij koorzangers eerder later dan vroeger optreedt. „Ik heb jongens die pas op hun 16e of 17e de baard in de keel krijgen. Op dat moment bepalen ze zelf of ze naar de baardclub willen. Hoe lang ze daar zitten, is per persoon verschillend. Ook of ze voor het koor behouden blijven. Het is de tijd in hun leven dat ze druk zijn met school, vriendinnetjes, hobby’s en een bijbaantje. Sommigen gaan om die reden van koor af.”

De Graauw, die ook dirigent is van de Choralen, het jongenskoor van de Grote Kerk in Breda, is blij met elke jongen die na de baardclub besluit op koor te blijven. „De meesten stromen dan in als tenor of bas, een enkeling als countertenor: mannelijke alt. Ik heb ze er graag bij. Ze zijn muzikaal gevormd, kunnen onder druk presteren en hebben concertervaring. Bij mannen die van buitenaf instromen op koor moet je dat allemaal maar afwachten.”

Op dit moment heeft De Graauw zes jongens in de baardclub. „Dat zijn er niet zo veel, maar ik heb liever zes gemotiveerde jongens dan twaalf halfwas leden.”

Bist du bei mir (J. S. Bach)

Martinus Leusink, jongenssopraan

Alleluia (W. A. Mozart)

Holland Boys Choir o.l.v. Pieter Jan Leusink

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer