Verzetsmensen herdenken hun museum
AMSTERDAM – Als idealistisch initiatief van het communistisch verzet. Zo begon het verzetsmuseum in Amsterdam 25 jaar geleden. Inmiddels staat verantwoorde geschiedschrijving centraal. „Kinderen raken hier altijd opvallend diep onder de indruk.”
Gistermiddag werd in een gebouw van Artis, recht tegenover het museum, teruggekeken op de beginjaren en verder. Dat ging niet zonder emotie. Oud-verzetsmensen –initiatiefnemers van het eerste uur– waren vooraan in de zaal aanwezig. Mondjesmaat, maar bepaald niet onmondig, zo bleek.
Ze werden bij de toespraken niet gespaard. Vooral niet door oorlogsonderzoeker Jolande Withuis, die kritisch terugkeek op de rol van het communistische verzet.
Withuis oordeelde scherp over de rol van oud-museumvoorzitter en CPN-politicus Joop Wolff. Die zou ooit een oud-verzetsvrouw uit zijn partij hebben gezet nadat deze had erkend dat ze na haar bevrijding uit vrouwenkamp Ravensbrück was verkracht door soldaten van het Rode Leger. Onder het mom van „de heroïsche rol het Sovjetleger kan niet worden besmeurd”, werd het relaas van de vrouw in de doofpot gestopt. Een schandaal, aldus Withuis.
Haar opmerkingen leidden gisteren tot stil verzet onder de –veelal communistische– oudgedienden, die hun dadendrang nog niet verloren bleken. De Amsterdamse burgemeester, Van der Laan, die als laatste zou spreken, kreeg snel een paar briefjes toegestopt: of hij het nog even wilde rechtzetten.
De middag begon voor de verzetsmensen zo goed, met het relaas van museumdirecteur Liesbeth van der Horst. Zij keek aanmerkelijk milder terug op de turbulente beginperiode van het museum in de jaren tachtig. Toegegeven: ook zij had tijdens haar 21 jaar bij het museum „wel eens genoeg gehad van die lastposten van het verzet.” Maar had ook altijd hun openheid en directheid gewaardeerd.
Hoe dan ook gaven de initiatiefnemers gisteren behoorlijk kleur aan de bijeenkomst, al was het alleen al vanwege de anekdotes. Ook in 1985 bleek de verzetgeest nog intact, verhaalde Van der Horst. Bij de officiële opening van het eerste pand aan de Amsterdamse Lekstraat bleken enkele verzetsmensen te zijn gepasseerd voor politici. Dat was zo tegen het zere been van een van hen, dat hij met al zijn vervalsingskunsten een eigen uitnodiging maakte en zichzelf zo alsnog toegang verschafte.
Het nieuwe gebouw aan de Plantage Kerklaan, in gebruik sinds 1998, kreeg de complimenten van burgemeester Van der Laan. „Ik heb me überhaupt altijd verbaasd dat zo’n professioneel museum slechts met zes betaalde krachten kan draaien, geholpen door tachtig vrijwilligers.” Het werkt: met meer dan 52.000 bezoekers beleeft het museum een nieuw topjaar.
De communistische ideologie maakte inmiddels plaats voor wetenschappelijk verantwoorde geschiedschrijving, zo toonde historica Withuis aan. „Eerst moest men weinig hebben van een oranje bevrijdingsjurk, maar hij bleef gelukkig in de collectie. En een kartonnen kerstboom van de protestantse verzetsman Carel Steensma, die hij in de gevangenis vervaardigde, wordt als een topstuk gekoesterd.”
De vernieuwingsdrang is wel altijd gebleven, als heus progressief overblijfsel van de begintijd. Optimistisch werd gisteren de opening van een apart bij te bouwen kinderverzetsmuseum aangekondigd voor 2013. Want kinderen worden door het museum gekoesterd: „Het is opvallend hoe diep die hier altijd onder de indruk raken.”