Ross: Openheid over versterven vergroten
Staatssecretaris Ross van Volksgezondheid vindt dat verpleeghuizen zorgvuldige beslissingen nemen over het al dan niet toedienen van vocht en voedsel aan dementerende patiënten. „Dat is uitermate belangrijk, want het gaat om een kwestie van leven en dood.”
Ze reageerde daarmee op het dinsdag gepresenteerde rapport van het instituut Extramuraal Geneeskundig Onderzoek (Emgo) van de Vrije Universiteit in Amsterdam over versterven in verpleeghuizen. Ze vindt dat er grote openheid moet zijn bij beslissingen over het onthouden van voedsel en vocht aan verpleeghuispatiënten. Tot nu toe ontbrak het daar nogal eens aan. Dat had in 1997 een grote rel tot gevolg rond een geval van versterving in het Groningse verpleeghuis Blauwbörgje.
Het Emgo-instituut volgde 190 verpleeghuispatiënten bij wie de vraag speelde of er nog kunstmatig vocht en voedsel moest worden toegediend. De meesten waren niet ver meer af van de stervensfase. Tweederde had een acute aandoening, zoals een longontsteking. Ze verkeerden in een vergevorderd stadium van dementie. Bij 178 van hen werd besloten de patiënt te laten versterven. Ze kregen alleen nog vocht toegediend om het dorstgevoel tegen te gaan. Dat leidde volgens de onderzoekers niet tot een groter gevoel van „onwelbevinden.”
Ze hebben niet kunnen bespeuren dat familie druk op artsen uitoefent om de beslissing te forceren. Eerder kwam het omgekeerde voor. „Familieleden vinden het nogal eens naar dat vader of moeder geen vocht of voedsel meer krijgt. Vaak heeft de arts diverse gesprekken nodig om de familie te overtuigen”, aldus een van de onderzoekers. Naderhand blijken alle betrokkenen tevreden te zijn over de gang van zaken, ook de familie en de verzorgenden.
Bij het onderzoek waren 39 verpleeghuizen betrokken. De levensbeschouwelijke achtergrond van de tehuizen en van de betrokkenen bleek niet van invloed te zijn op de genomen beslissing.