Zegel
Ezechiël 34:31
„Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen, maar Ik ben uw God.”
Van het eeuwige, onveranderlijke besluit van God, de eeuwige verkiezing, dat vaste fundament van God, staat geschreven (2 Timotheüs 2:19): „…hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn.” De vastheid van de gelovigen en hun staat is gegrond in het onveranderlijke genadeverbond, dat God met hen heeft opgericht. „Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer” (Jesaja 54:10).
De vastheid van hun staat is gegrond in de kracht van Christus’ offerande en volmaakte genoegdoening, zowel voor de erfzonde als voor de dadelijke zonden. Ja, genoegdoening voor alle zonden die de gelovigen begaan tot aan hun dood, zodat zij in Christus volmaakt zijn en dat voor eeuwig. „Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden” (Hebreën 10:14). Zo is Hij hen geworden een oorzaak van eeuwige zaligheid. De voorbidding van Christus is krachtig voor Zijn kinderen. Zij kan niet afgeslagen worden.
Ds. Bernardus Smijtegelt, (Twaalf uitmuntende practicale leerredenen over verschillende plaatsen des Ouden Testaments)