God is onze toevlucht en sterkte
Willem liep in gedachten al vooruit op welke registratie hij straks zou gebruiken. Het was zijn beurt om tijdens de herdenkingsdienst als organist te fungeren. Morgenavond was de dienst en deze middag wilde hij zich goed voorbereiden op die dienst. Willem hield van zekerheden. Morgen moest alles vast staan en het orgel klinken als een klok.
Hij dacht aan de hamerslagen die hoorbaar waren in het stadje Wittenberg toen Luther in 1517 zijn 95 stellingen vastspijkerde aan de toegangsdeur van de slotkapel. Kon hij het hamergeklop verwerken in zijn improvisatie aan het begin van de dienst over het Lutherlied zoals ”Een vaste Burcht” meestal genoemd werd? De grote meester Jan Zwart had het Lutherlied prachtig bewerkt waarbij je bij de inleidende noten bij wijze van spreken het hamergeklop in de pedaalpartij hoorde.
Willem, berispte hij zichzelf, je wilt je toch niet vergelijken met Jan Zwart?
–
Pieter liep in gedachten en doelloos rond in het centrum van zijn woonplaats. Het leek wel of hij gezellig aan het winkelen was deze vrijdag. De werkelijkheid was anders. Geheel anders! Dat hij hier liep was meer om zijn gedachten op een rijtje te zetten dan dat hij genoot van het oude stadcentrum met zijn uitnodigende winkels. Behoefte om een winkel binnen te gaan had hij niet. Wat moest hij daar doen zonder Marieke zijn vrouw? Als zij aan zijn zijde had gelopen, met haar arm in zijn arm en stevig tegen hem aangedrukt, zou het wat anders zijn. Wat zou het leven er anders uit zien!
Het leven had er voor hem en Marieke anders uitgezien! Maar dat was verleden tijd! Haar ziekte duurde nog geen 6 weken. Toen was ze er niet meer. Pieter bleef alleen achter. Kinderen hadden ze niet gehad.
Rustig was ze heengegaan ‘in de hope des eeuwigen levens’ zoals er op haar rouwkaart stond. Voor Marieke was haar leven vol hoop naar een heerlijk uitzien op het leven na dit aardse leven. Hoewel Pieter haar zoveel als mogelijk gesterkt en getroost had, moest hij erkennen dat hij het geloof, wat Marieke zo sterk maakte, miste.
Willem kende de weg naar het orgel daar hoog boven de kansel zonder er bij na te denken. Hij betrad de ruimte waar de speeltafel zich bevond van het orgel in deze eeuwenoude kerk. Het orgel was niet zo oud als de kerk maar ging toch al wel enkele generaties mee.
Hij haalde het slot van het orgel en toen Willem de elektrische schakelaar omzette hoorde je het orgel tot leven komen. De adem kwam er in. Aan hem de mooie taak om de adem er op de juiste manier uit te laten komen via de orgelpijpen.
Pen en papier lagen klaar. Willem maakte graag aantekeningen. Willem trok enkele registers open. Eerst maar even inspelen. Hij speelde zomaar wat voor zich uit en kwam tot zijn eigen verrassing uit bij psalm 46. In gedachten zong Willem mee:
De HEER, de God der legerscharen
Is met ons, hoedt ons in gevaren;
De HEER, de God van Jakobs zaad
Is ons een burcht, een toeverlaat.
Een psalmboekje voor tekst en noten had Willem bij het inspelen niet nodig. Het zat gewoon in zijn vingers.
–
Pieter kende de weg op zijn duimpje in zijn eigen stad. Toch liep hij doelloos rond. Thuis zitten verveelde hem en nu hij hier liep vond hij ook geen bevrediging.
Zou hij het warenhuis ingaan om een kop koffie te drinken met een saucijzenbroodje er bij? Als Marieke en hij in een vreemde stad winkelden deden ze dat altijd samen. Maar nu alleen? Hij liep het warenhuis voorbij. Zo kwam hij op het kerkplein.
Pieter keek eens omhoog naar de hoge toren. De toren wees omhoog en Pieter dacht meteen weer aan zijn vrouw die ook zo vaak haar blik omhoog gericht had, naar de plek waar zij zo graag naar toe ging en waar haar Zaligmaker woonde.
Sinds het overlijden van Marieke, nu 4 weken geleden, was hij niet meer naar de kerk geweest. Hij kon het niet meer opbrengen. Iedereen zou hem aanstaren. Daar zit nu die arme stakker, zouden ze denken. Pieter voelde zich alleen op de wereld.
–
Willem ging van psalm 46 bijna automatisch over naar Een Vaste Burcht. Hij moest wel moduleren omdat het Lutherlied in een andere toonzetting stond.
Willem veranderde de registratie. Het Lutherlied vereiste naar zijn menig en gevoel toch een specifiek uitgezochte registratie. Zoals Luther vastberaden de 95 stelling op de kerkdeur bevestigde zo vastberaden moest het orgel klinken bij dit lied.
Willem werd altijd klein onder het geweld wat dit orgel kon voortbrengen. Klein ook onder de woorden die bij dit lied hoorden. Willem probeerde altijd op de woorden te letten. Als er Een vaste Burcht gezongen moest worden, dan moest het orgel ook als een vaste burcht klinken.
Willem pakte voor het pedaal een 16 voets register er bij en voor het hoofdwerk nog een vulstem. Hij probeerde het eeuwenoude lied tot leven te brengen.
–
Pieter ging maar doelloos voort. Zijn dwalende weg voerde via een korte trap langs de kerk. Pieter hoorde het orgel klinken via de ramen. De organist is aan het oefenen dacht Pieter. Eerst waren de klanken voor Pieter alleen maar het geluid van een orgel. Toen herkende hij de melodie. Als vanzelf bleef Pieter staan om te luisteren. De woorden van dit lied waren hem niet onbekend. Als jongen had hij dit lied al moeten leren op school en zondagsschool. Later werd het altijd rond 31 oktober gezongen in zijn gemeente.
Tot zijn eigen verbazing neuriede Pieter de melodie mee, in gedachten het lied meezingend. Hij schrok op van de woorden die in zijn hoofd opkwamen.
Delf vrouw en kinderen ’t graf,
Neem goed en bloed ons af,
Het brengt u geen gewin.
Vier weken geleden stond hij met zijn en haar familie rond het graf van Marieke. De predikant had gezegd dat we over dood en graf heen moesten kijken. De dood en het graf waren overwonnen door Christus.
Nu Pieter de woorden in gedachten kreeg van het Lutherlied steeg de twijfel weer omhoog. Hij wist heel goed wat en wie bedoeld werd met „het brengt u geen gewin”. De satan! Wilde de satan het winnen van hem, van Pieter? Was het de satan die hem nu van God wilde aftrekken nu hij nog maar zo kort geleden zijn lieve Marieke naar het graf gebracht had? Zijn lieve vrouw was bij haar Zaligmaker en wilde de satan nu wraak nemen door hem, Pieter, van God af te trekken?
–
Willem kwam steeds meer in zijn spel. Hij mocht niet vergeten welke registratie hij nu open had. Straks snel opschrijven. Willem vond het jammer dat hij nu voor een lege kerk speelde. Nu hoorde niemand dat hij gevoel en emotie in zijn spel probeerde te leggen. Vol overgave speelde hij met uitkomende stem de melodie. De woorden van het 2e couplet had hij in gedachten, terwijl hij de tremulant opende.
Vraagt gij Zijn Naam zo weet
Dat Hij de Christus heet,
Gods eengeboren Zoon,
Verwinnaar van de troon;
De zeeg is ons beschoren.
Soms voelde Willem zich een evangelist op de orgelbank. Hij probeerde de luisteraar er van te laten doordringen wat de woorden inhielden die hij via de orgelpijpen ten gehore bracht. Maar ja, nu speelde hij voor een lege kerk en waren de klanken en de bijbehorende woorden voor niets en niemand bestemd. De klanken bleven hangen tussen de spanten van het eeuwenoude dak. Maar morgen, als de kerk vol zat…!
–
Bij Pieter kwam de muziek anders over dan Willem bedoelde. Pieter wist niet wie er speelde en waarom, wel wist hij dat de woorden van dit Lutherlied als een dreun bij hem naar binnensloegen. Pieter hoorde:
Het brengt u geen gewin;
Wij gaan ten hemel in
En erven koninkrijken!
Zijn vrouw had het hemelse koninkrijk mogen beërven, de satan had het van haar niet gewonnen. Opeens gaf hem dat een troost. Hoe de satan ook woedde, hij kon Marieke niet meer te pakken krijgen. Zij was veilig.
Moest Pieter de satan nu maar toelaten in zijn leven? Moest hij zich dan maar overgeven aan de overste van de hel? Had de satan hem niet al te pakken?
Het orgelspel hoorde Pieter niet meer. Wel kwamen de woorden van het lied, die de voor hem onbekende organist speelde, weer in zijn gedachten:
Een vaste Burcht is onze God
Een toevlucht voor de Zijnen!
Al drukt het leed al dreigt het lot,
Hij doet Zijn hulp verschijnen!
Was de Heere hem nu verschenen? Nu, in zijn verdriet? Zomaar, ongevraagd? Was de Heere hem nu in Zijn opzoekende liefde tegemoet gekomen door die orgelklanken die door de dichte kerkdeur en dikke kerkmuren naar hem toekwamen? Hij wist het: God dringt door muren en dichte deuren. Al houd je nog zo krampachtig de deur van je hart dicht, God is bij machte deze te openen.
–
Willem sloot het orgel en bleef maar denken aan Luther. Die Hervormer uit de 16e eeuw bereikte met zijn 95 stellingen heel wat mensen. Zijn actie deed toen genoeg stof opwaaien. Het was zelfs het begin van het protestantisme. God werkte toen krachtig onder de mensen. Willem zag tegenwoordig zo weinig van Gods kracht van zowat 500 jaar geleden terug in deze tijd. Kwamen er nog wel mensen tot geloof en bekering? Deze vraag bleef bij de organist van de oude kerk hangen terwijl hij de trap afdaalde.
Toen Willem weer buiten liep leek het alsof hij in een andere wereld verkeerde dan toen hij op de orgelbank zat. Daar had hij devotie ervaren, daar was God aanwezig. De orgelklanken die hij enkele minuten geleden nog ten gehore had gebracht leken hier buiten niets waard. Waarvoor deed hij dit werk eigenlijk? De kerkmuren leken zo dik. Drong het woord van God wel door deze kerkmuren heen?
–
Pieter sloot de ogen en leunde tegen de dikke kerkmuur. Had hij Gods stem gehoord?
Opeens was hij weer 12 jaar. Hij ging van de zondagsschool af en kreeg een Bijbel. Toen de meester hem dat gaf kreeg Pieter ook een Bijbeltekst mee.
De zondagsschoolmeester zei: „Pieter, ik geef je als tekst mee psalm 46 vers 2: God is ons een Toevlucht en sterkte; Hij is krachtig bevonden een Hulp in benauwdheden. Pieter, ik heb eens gelezen van iemand die dacht dat deze psalm door de vrome koning Hizkia is geschreven. Na de belegering van Jeruzalem en de wonderlijke bevrijding maakte Hizkia dit lied. De boze vijand kwam niet in Jeruzalem, Gods stad, omdat de Heere meestreed. Pieter, laat de satan niet toe in je leven. Strijd met God, Hij wil ook jouw vaste Burcht zijn waar je kunt schuilen als je verdriet hebt.”
De woorden kwamen zo helder in gedachten van Pieter dat leek alsof ze vandaag werden uitgesproken.
Diep boog Pieter het hoofd. Hij voelde zich schuldig tegenover de Heere. Wat had hij Gods goedheid beschaamd! Het was enkel genade nu God Pieter weer op het juiste pad had gezet. Pieter wist het nu dat de 3x sola van Luther nog steeds van kracht waren. Het was alleen maar genade, alleen maar door Gods Woord en alleen maar door het geloof dat een mens zalig kon worden. Luther streed voor een zaligmakend geloof. Marieke had de zaligheid en nu werd hem de weg naar de zaligheid gewezen. Die wijsvinger kwam van de 16e eeuw naar de 21e eeuw. God werkt nog steeds. En nu kon Pieter het Lutherlied afmaken:
De vijand rukt vast aan,
Met opgestoken vaan:
Hij draagt zijn rusting nog
Van gruwel en bedrog.
Maar zal als kaf verdwijnen
God werd voor Pieter wat Luther boven zijn manuscript van het Lutherlied schreef: God is onze Toevlucht en Sterkte. Satan kon wel tekeer gaan, het was maar gebral van nul en generlei waarde.
Pieter kon het Maarten Luther nu nazeggen: „Ik ken niet de weg die God met mij gaat, maar ik ken wel mijn Gids.”