Hooggeachte aartsbisschop Albrecht van Mainz,
„Ik Maarten Luther wil u een brief schrijven. Ik schrijf u deze brief en ik schrijf er mijn 95 stellingen bij. Ik zou graag ook uw mening er over willen weten. U heeft misschien al gehoord, als u deze brief krijgt, dat ik de 95 stellingen op de kerkdeur van de slotkapel in Wittenberg heb vastgemaakt. Ik ben heel erg tegen de aflaathandel, want je zonden worden niet vergeven en je verspilt je geld ook maar. Maar wat ik u wil vragen: of u de aflaathandel wilt laten stoppen, want dit gaat niet goed. Ik begrijp best dat de paus een mooie Sint-Pieterskerk wil laten bouwen, maar dat hoeft niet door aflaten te verkopen. Maar de mensen weten eenmaal niet beter, ze zijn zo opgevoed. Ze zijn hun hele leven al Rooms-Katholiek. Ik vind dat de gewone mensen niet zo veel geld voor de aflaten moeten geven, ook niet voor de zonden dit ze nog gaan doen. De bisschop moet eigenlijk zeggen dat je beter geen aflaten kunt kopen, maar hij doet het zelf ook. Ik hoop dat u het ook met mijn stellingen eens bent. De mensen zullen de stellingen wel niet kunnen lezen, want het is Latijn. De studenten van de universiteit in Wittenberg kunnen het wel in het Duits vertalen. Maar bisschop, ik kan u verzekeren dat je niet zo met aflaten in de hemel kunt komen. Maar u kunt beter goed in de Bijbel gaan lezen en wat daarin staat moet u in de kerk vertellen en dan een tekst uit het hoofdstuk nemen en dat goed uitleggen. Dan begrijpen de mensen het beter. De monniken in het klooster en ook de mensen denken dat ze ook door goede werken zalig kunnen worden. De monniken geselen zichzelf, omdat ze denken dat ze dan in de hemel komen. Maar ik ben zelf ook monnik geweest en ik geselde mezelf ook. Want toen dacht ik dat ook. Ik werd bekeerd toen ik in Romeinen 1 las: „De rechtvaardige zal uit het geloof leven.” Door deze woorden werd ik bekeerd. Ik hoop dat u ook de vijfennegentig stellingen leest. Ik stuur ook nog een brief naar bisschop Hieronymus van Brandenburg. Ik schrijf deze brief niet voor de leut, maar om wat over mijn vijfennegentig stellingen te zeggen en ik hoop dat u deze brief met genoegen leest.”