Griezelige gasten
„Anne, Anne! Wakker worden! De stad staat in brand!” Het is vader die haar roept. Anne draait zich onwillig om. „Watte?” „De stad staat in brand! Er uitkomen! We moeten de stad gaan helpen!” Nu is Anne goed wakker. In 2 tellen staat ze beneden. „Waar is moeder? Die is al emmers water halen uit de put. Ga jij ook al vast dan sluit ik de herberg af. Daarna kom ik eraan” Het ziet er slecht uit voor Enschede. Na uren is de brand uitgewoed. De herberg van Anne ‘s vader en moeder staat gelukkig buiten de stad anders zou die ook nog afgebrand zijn.
„Heb je het al gehoord?” „Wat zou ik gehoord moeten hebben?” Anne en haar vriendin Maria zitten op een boomstam buiten de stad. Anne heeft iets over Maarten Luther gehoord… „Die ketter Maarten Luther heeft 95 stellingen tegen de aflaten op de deur van de slotkapel van Wittenberg gespijkerd.” „Hoe oud is die man? ,Is-ie niet goed snik om de aflaten en de paus te beledigen?” „Hij is 33 jaar. Dan is hij oud genoeg om te weten dat de paus de stadhouder van Christus is. Hé, ik moet naar binnen mijn vader staat te wenken. Trouwens hoe is het met de bouw van jullie huis?” „Prima het schiet al heel aardig op.” „Mooi zo, maar nu ga ik echt naar binnen.” „Waarom bleef je zolang met die meid kletsen terwijl je ziet dat ik loop te wenken?” „Ik vroeg even hoe het met de bouw van hun huis ging.” Vader kijkt een beetje verstoord. „Ik zal voortaan op tijd zijn, vader,” zegt Anne terwijl ze naar de punten van haar schoenen. „Er zitten gasten in de gelagkamer, ga jij eens even bedienen!” Het klinkt bijna alsof hij een slavendrijver is, denkt Anne mokkend. Bah, wat zit daar een griezelige vent in de gelagkamer! Ze snapt eigenlijk niet dat er nog gasten komen. Nadat de brand is geweest, is de handel van Enschede weg. En daardoor komen er nog maar weinig gasten in de herberg. Daarom is het een welkome afleiding als er gasten zijn, maar Anne heeft liever geen gasten als het allemaal zulke griezelige mannen zijn.