Cultuur & boeken

Luther vertelt over de 95 stellingen

Klop, klop, klop. Jan ligt in zijn bed. Wat hoort hij toch? Hij stapt uit bed en kijkt door het raam. Hij woont tegenover de kerk. Hé, wat doet die man daar bij de kerk? Klop, klop, klop. Daar hoort hij het weer. De man gaat weer weg. Zal hij even kijken? Hij trekt zijn kleren aan en loopt zachtjes de trap af. Vader mag hem niet horen en een moeder heeft hij niet meer. Zij is gestorven. Hij loopt naar de kerk toe. Dan ziet hij het. Er hangt iets op de kerkdeur. Een papier. Er staan wel 95 stellingen op. Hij leest er een paar.

Neline Drost, EIst (Utr.)
29 October 2010 14:24Gewijzigd op 14 November 2020 12:19

Naar de mens prediken zij, die zeggen, dat, terstond als de munt in de geldkist klinkt, een ziel vrij uitvliegt.

Vervloekt in eeuwigheid, met hun leermeesters, zullen zij worden, die zich op grond van aflaatbrieven zeker achten van hun heil.

Zou het echt zo zijn? Laat hij maar weer naar huis gaan.

Als hij thuiskomt hoort hij dat zijn vader al wakker is. Gauw naar boven voor zijn vader hem komt roepen. Hij stapt weer in bed. Dan gaat de deur open. ‘Jan, kom uit je bed. We moeten naar de kerk.’ Als Jan even later beneden komt, vraagt vader: ‘Waar was jij vannacht?’ Jan wordt vuurrood. ‘Ik… ik zag iemand bij de kerk.’ Dan vertelt hij het hele verhaal. ‘Wie heeft die onzin op de kerkdeur getimmerd?’ ‘Ik weet het niet vader. Maar ik denk dat het wel waar is.’ ‘Nee, dat is niet waar. Je moeder geloofde die onzin ook al.’

Vader is naar de kerk. Hij wilde niet mee. Hij gaat naar buiten. Er staan een heleboel mensen bij de kerk. O, ja, hij was het bijna vergeten. De stellingen. ‘Dat heeft vast die Luther gedaan!’ hoort hij roepen. Wacht, zal hij eens naar Luther toegaan. Daar is het huis van Luther al. Hé, waar is de bel. O, daar is een klopper. Hij laat hem op de deur vallen. ‘Dag jongen.’ ‘Dag mevrouw.’ ‘Is Maarten Luther er ook?’ ‘Ja hoor, kom maar even binnen dan zal ik hem roepen.’ ‘Maarten, er is iemand voor je!’ ‘Breng hem maar even!’ Ze opent de deur voor hem. ‘Dag jongen.’ ‘D… dag meneer.’ Wat bent u aan het doen?’ ‘Ik ben de 95 stellingen aan het overschrijven voor mijn vriend Melanchton, dan kan hij die ook lezen.

‘Gaat u dat allemaal met de hand doen? U kunt het toch kopiëren?’ ‘Maar jongen, wat is dat?’ Jan legt het allemaal uit. ‘Nee jongen dat is niets voor mij. Al die moderne dingen. Het is ook niet goed. Nu ook al die computer en al die spelletjes erbij. Maar waarom kwam je hier?’ ‘Ik had op de kerkdeur een papier gezien. Ik dacht dat u dat wel geschreven kon hebben.’ ‘Dat is zo. Ik heb dat geschreven.’ ‘Is het allemaal waar wat daar op staat?’ ‘Ja hoor, ik schrijf geen dingen die niet waar zijn.’ ‘Wilt u er wat over vertellen?’ Dan begint Luther te vertellen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer