Luther gaat het klooster in
‘Nee, ik wil dat je advocaat word!’ Met fonkelende ogen keek vader naar zijn zoon Maarten. ‘Jij wil ook nooit luisteren, hé. Waarom doe je zo brutaal? Waarom wil je met die luie priesters werken? Jij bent een slimme jongen. Je moet je talenten gebruiken.’ ‘Doe ik ook.’ Nu wordt vader woest. Als jongen van 18 hoor je je vader te gehoorzamen.
Later gaat Maarten hard studeren. Eindelijk wordt vader trots. Zijn zoon wordt beroemd. Op 2 juli 1505 reisde Maarten van Erfurt naar Mansveld. Hij rijdt met zijn paard door het grote bos. Maarten zit te rillen op zijn paard. Dan begin het te regenen, steeds harder. Opeens hoort hij gerommel. Steeds begint het te flitsen. Plotseling hoort hij een dreun. Als hij naar achteren kijkt, ziet hij een boom liggen. Dan hoort hij weer een klap. Een bliksem gaat vlak langs zijn gezicht. Dan schreeuwt hij uit: ‘Heilige Anna, ik zal monnik worden!’ Lijkbleek kijkt hij naar boven. Dan klimt hij op zijn paard en rijdt verder. O, wat is hij toch weer nat. Hopelijk maakt hij dit nooit meer mee. O, wat is hij bang als het weer gebeurt.
16 juli 1505. Maarten wacht op zijn vrienden die hij heeft uitgenodigd. Eindelijk, daar komen ze. Nadat ze gezellig gepraat en gezongen hebben, zegt Maarten: ‘Jongens, ik ga weg. Dit is dus een afscheidsavond. Ik ga naar het Augustijner Klooster.’ ‘Maar Maarten, dat kun je niet doen, je bent de knapste student hier.’ Maar wat ze ook proberen, ze krijgen het niet uit zijn hoofd. ‘Ik heb het beloofd.’ Beteuterd kijken ze naar Maarten. ‘Ik kan hier niet blijven.’ Dan geven zijn vrienden het op. Toen schreef hij een brief aan zijn vader:
Beste papa, Ik heb besloten om toch maar geen advocaat te worden. Ik wil naar Augustijner Klooster. Groeten, Maarten
Toen kwam het weer de onrust in zijn hart. Als ik moet sterven wat dan? Maar hij zat toch in een klooster. Dan zal God hem toch wel bekeren. Wat moet ik dan noch doen. Zo zat Maarten te piekeren Zou hij dan zich moeten slaan met de zweep. Die zweep die zo kletst tegen je lichaam. Dan zou de HEERE hem toch wel helpen. Het hielp niet want een paar dagen later kwam weer die onrust. Daar zat die dan met zijn blote knieën op de vloer.
Bidden en niet eten en zich slaan misschien dan. Dat hielp ook niet. Weer komt de vraag :hoe krijg ik vrede in mijn hart. Toen kwam Von Staupitz hij liep over al rond. Om met de monniken te praten. Toen zag hij maarten. wat zag die er uit mager en rode strepen op zijn rug. Hij durfde niet te praten met hem. Toen vroeg hij wie is dat? De mannen zeiden dat is maarten Luther. Ik wil met hem praten. De mannen brengen hem naar Maarten. Maarten vertelden hem over zijn klagen. Ik wil vrede in mijn hart krijgen maar dat heb ik niet. Ze probeerden Maarten te helpen.