De subtiliteit van het laffe pak
Waarom het herenpak saai is en waarom juist niet.
Het herenpak is maar een laf uniform. Dat is de stelling in een column van Paul Spies, directeur van het Amsterdams Historisch Museum, die zich vanwege de tentoonstelling ”A’DAM, man en mode” eens grondig verdiepte in de mannenmode. Zijn conclusie: de (Amsterdamse) mannenmode is op een historisch dieptepunt geraakt.
Om dit te onderbouwen, wijst hij op de collectie herenkleding die het museum bezit. In het verleden liet elke Amsterdamse man die een beetje geld had dat zien aan zijn kleding. In de zestiende eeuw had je de enorme molensteenkragen. In de zeventiende eeuw pandjesjassen van exotische stoffen. Daarna de pruikentijd, daarna het dandykostuum. Tot in de twintigste eeuw leek het goed te gaan: kleurrijke hippiekleding in de jaren 70. „Maar sindsdien? Kijk om je heen op straat en je ziet niets bijzonders! Als ze werken, lopen de meeste mannen in een laf uniform: het herenpak. Variatie kent dat pak nauwelijks. De kleuren variëren van zwart via grijs tot donkerblauw. Alleen in hartje zomer waagt zich wel eens een individueel geval aan een zandkleurig of zelfs wit exemplaar, maar dan ben je al wel een tikkeltje wild hoor!”
Gelukkig was de samensteller van de expositie het grondig met Spies oneens. Dat blijkt gaandeweg, vooral uit interviews met vooraanstaande modeverkopers, die op videoschermpjes te volgen zijn. De verkopers leggen uit waar het fijne in zit wat mode betreft; in ieder geval niet in uitbundigheid. Er is natuurlijk op de tentoonstelling wel veel opvallends en extravagants te zien; onder andere het varkensleren trouwpak van oud-burgemeester Cohen, dat bij zijn verhuizing naar Amsterdam weer boven water kwam: een lichtbruin monster uit de verlichte jaren 70. Vast een ideetje van Spies.
Maar na alle zalen is ten minste één ding heel duidelijk geworden: de perfecte man is vandaag de dag niet te herkennen aan gewaagde kleuren of motiefjes, maar aan de subtiele verfijningen van zijn laffe uniform en alles wat daarbij hoort. Het geld blinkt tegenwoordig niet in rijkversierde gilets of jassen, maar in ogenschijnlijk simpele dassen en strakgesneden (donkere) colberts. Een man wordt momenteel in dit land serieus genomen als hij in een donker pak verschijnt, met das. Dat laatste getuigt van wederzijds respect. Ook daarover klaagt Spies nadat hij zich in het museum in een harembroek van H&M heeft laten fotograferen. „In die harembroek kan ik echt niet verschijnen op een vergadering hoor, want dan moet je eerst ten minste een halfuur verstandige dingen hebben gezegd voordat het gezelschap begrijpt dat je niet helemaal van lotje getikt bent!”
Reformatorische mannen zitten met hun kleding nog niet zo slecht, ga je steeds meer denken. Ze dragen wellicht meer haute couture dan ze zelf vermoeden, vooral degenen die het zich kunnen veroorloven er geld in te steken. Het zou zelfs wel eens zo kunnen zijn dat orthodoxe mannen op hun zondags meer van de catwalkwereld zijn dan hun seculiere collega’s die op dat moment in een vale spijkerbroek rondlopen met een hip blauw colbertje. Maar een dergelijk vrijetijdskostuum zoals je dat nu veel ziet (spijkerbroek, colbertje, geruit hemd, eventueel een das), is ook niet vrij van een verdachte context, zo laat het museum zien. Het heeft voor de duur van de tentoonstelling beslag gelegd op het typische dispuutskostuum van een Amsterdams student: een zeer vale spijkerbroek, een blauw velours jasje dat nooit is gewassen, een geruit overhemd met de dispuutsdas en wit uitgeslagen schoenen, van het vele bier dat eroverheen is gegaan.
Misschien lopen refomannen nog een beetje achter met de stropdas. Een das met grove strepen en een dikke knoop? Niet meer doen, want dat komt rechtstreeks uit het tijdperk-Pim Fortuyn. Zijden dassen met een heel fijn motiefje zijn in, evenals effen gehaakte exemplaren. Dus even op zolder neuzen.
Het enige waar Nederlandse mannen nogal extravagant in schijnen te zijn, is de boxershort. Maar dat is moeilijk in kaart te brengen, aangezien dit kledingstuk zomaar kan schuilgaan onder een brave pantalon. Wie toch iets van zijn ondergoedrijkdom wil tonen, draagt een afzakbroek. Ook dát is in. Het gebruik is echter van een schimmige herkomst, namelijk het gevangenisleven: daar zijn broekriemen verboden. Ook mogen schoenveters de cel niet in; wat de herkomst van de populaire veterloze sneaker verklaart. Evenmin aan beginnen dus, als zelfrespecterende man. Die doet er beter aan het Amsterdams Historisch Museum te bezoeken, alvorens te gaan winkelen.
Evolutie
„Mannenmode is vooral een zaak van evolutie. Daardoor kun je je concentreren op details en op stoffen. Bij vrouwenmode heb je daar geen tijd voor. Daarbij gaat het elk seizoen over iets nieuws, over een ander silhouet, en moet het beeld altijd helemaal op zijn kop. Wat interessant is, is dat het lichaam van de man veel simpeler van vorm is, dus elke verandering die je aanbrengt, lijkt meteen veel drastischer. Je bent daardoor gedwongen je meer met details bezig te houden.”
Paul Helbers, ontwerper van het herenkledingmerk Louis Vuitton in ”Modemakers”, een boek vol interviews met internationaal gerenommeerde modeontwerpers, onlangs uitgegeven door Elsevier.