Jagers en hun rituelen
Jagers hebben een eigen kledingstijl, spreken hun eigen taal en voeren hun eigen rituelen op. Voor buitenstaanders kan hun wereld vrij hermetisch overkomen. Enkele eigenaardigheden nader toegelicht.
1. Een onweidelijk jager is geen jager
Een haas dood je niet als-ie in zijn leger ligt. Een fazant schiet je niet op de grond, maar in hoge vlucht. Je schiet geen wild dat bij je buurjager in het veld loopt. Je schiet een dier niet op een te kleine en niet op een te grote afstand. Dat soort dingen doe je gewoon niet als je een weidelijk jager bent.
Weidelijkheid, dat is een hele serie doorgaans ongeschreven gedragsregels waaraan jagers zich in het veld houden. De term fungeert vooral als een soort sociale controle, schrijft Siebren Siebenga in ”Jagen in Nederland” (2008). Weidelijkheid benadrukt het beherende karakter van jagen. Het is de bedoeling dat een weidelijk jager al te heftige driften en onbeheerste passie intoomt.
2. Over het tableau mag je niet heenstappen
Als de jacht gedaan is, stalt de jager z’n oogst uit – vooral na een drijfjacht kan de buit aanzienlijk zijn. Hij fatsoeneert eerst de geschoten buit, strijkt vacht of veren glad en camoufleert de bloedvlekken zo goed en zo kwaad als het gaat. De mannelijke dieren en de sterkste dieren liggen rechts, de zwakkere en de vrouwelijke dieren links. Grote wildsoorten liggen op de voorste rij, kleinere daarachter. Daarbij geldt de vuistregel: haarwild gaat vóór veerwild. Is het tableau opgemaakt, dan mag niemand er overheen stappen, uit respect voor de geschoten dieren.
3. Met de breuk op de hoed is de dag pas goed
Als een jager een ree, edelhert of wild zwijn heeft geschoten, wordt nog heel regelmatig door een medejager de zogenoemde ”breuk” overhandigd aan de schutter. De breuk is een takje van een eik, een els of een spar (maar de beuk komt ook voor) van net achter de plek waar het dier geraakt is. De schutter dient de rest van de dag de breuk op z’n hoed of pet te dragen. Officieel moet de breuk ook nog ”door het zweet” gehaald worden, door het bloed van het gedode dier dus.
4. Na het laatste halali is het gedaan
Als het jagen is gedaan en het tableau is opgemaakt, staan de jagers stil bij de oogst van die dag. Dat doen ze door middel van het zogenaamde doodblazen, het laten klinken van hoornsignalen. Voor diverse soorten wild is er een apart signaal. De jagers nemen hun hoed af en zijn een moment stil. Na afloop van de hele jachtpartij –doorgaans gaat het dan om een drijfjacht, want daar is een heel gezelschap bij betrokken– wordt ”het laatste halali” geblazen, een teken dat de jacht definitief ten einde is.
5. Je hebt groen en je hebt groen
Een jager hult zich in het groen. En niet zomaar groen, een speciaal soort groen. Er zijn variaties, kleurnuances, maar elke jager weet wat wel kan en wat niet. En er zijn verschillende modellen broeken, jassen, kousen, schoenen, laarzen.
Broeken van (buffel)leer zijn populair en zelfs het knickerbockermodel (net over de knie, met kniekous met ruit) blijft geliefd. Verder houden jagers van waxjassen, van brede ribstof en van heel veel zakken.
6. De groene taal lijkt op geheimtaal
Als jagers met elkaar praten, doen ze dat in een taal die doorspekt is met jargon. Bersen op de bok, aanzitten, peuteren, hazen voor de voet, de laatste bete in de azer steken, doorsteken, doodblazen – voor echte jagers is hier geen woord Frans bij. Hét jagersjargonmonument is het ”Jagerswoordenboek” van dr. A. G. J. Hermans uit 1947, waarin prins Bernhard –jachtliefhebber pur sang– een voorwoord schreef.
7. Een jager is (meestal) een man
Hoewel er zeker ook vrouwen jagen (zie het interview elders in deze bijlage), is jagen nog overwegend een mannenzaak. Volgens de schrijvers van het opmerkelijke ”Handboek voor de Vinex-jager” zit jagen de mannen in het bloed. „De Vinex-wijk is de trots van de Westerse beschaving. Ze staat voor orde, de overwinning van de redelijkheid en een parkeerplaats voor iedereen. Definitieve eindpunt van een lange geschiedenis waarin de man moest knokken voor voorspoed voor hem en zijn familie.” De Vinex-man heeft alles wat zijn hartje begeert, maar „soms mist hij het avontuur. (…) In zijn hart voelt hij nog steeds de oude drift naar de jacht op voedsel, op vlees, op avontuur.”
Jachttradities bestaan al heel lang. Ze hebben een functie, zoals alle rituelen een functie hebben in de context waarbinnen ze worden uitgevoerd. Toen jagers nog jagers waren omdat dat nu eenmaal hun enige manier was om te overleven, leefden ze dicht bij de dieren die ze tevens moesten doden. En omdat ze er zo dichtbij leefden, identificeerden ze zich met de beesten, zagen dat ze gevoel hadden. Het innerlijke conflict waarmee ze werden geconfronteerd na het doden van een dier bezweerden ze met het uitvoeren van rituelen. En dat is eigenlijk nog steeds zo, schrijft Stef Hublou, docent ethiek aan de Vlaamse Jachtopleiding, in een essay en ook volgens Heidi Dahles zijn rituelen voor jagers een manier om met zichzelf in het reine te komen.
Onder jagers zijn de rituelen overigens onderwerp van discussie. Ene Sjuul is principieel en onderkent op een jachtforum op internet het belang van tradities. „Jagen is niet alleen een kwestie van geld, maar ook een erekwestie en traditie en men heeft de gebruiken te eerbiedigen.” Maar een zekere Jagatee denkt er op datzelfde forum toch anders over. „Het getoeter ter plekke en het gezuip achteraf is volledig overbodig en ongewenst.”
Verder lezen
”Met een kluitje in het riet”, W. Huygen en R. Poortvliet, 1968. Humoristische tekeningen, verhalen en rijmen vol jagerslatijn.
”Mannen in het groen”, Heidi Dahles, 1990. Wollig proefschrift uit 1990 over de wereld van de jacht in Nederland. De sociologische insteek verschaft vooral helderheid over de onderliggende principes van bepaalde rituelen.
”Jagen in Nederland”, Siebren Siebenga, 2008. Overduidelijk pro jacht, maar helder boekje over de jachtpraktijk anno nu in Nederland.
”Jagerswoordenboek”, A. G. J. Hermans, 1947. Uniek woordenboek vol jagersjargon. Niet overal zomaar in te zien, maar in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag staat hij gewoon in de leeszaal, mét voorwoord van jachtliefhebber pur sang prins Bernhard. „De uren in het jachtveld doorgebracht behoren tot mijn mooiste herinneringen”, mijmert hij.
”Handboek voor de Vinex-jager”, meneer Wateetons en Sjoerd Mulder, 2010. Redelijk dwaas boekje dat pretendeert de Vinex-man weer te leren om jager te zijn. De Vinex-jager maakt zelf en vangt zelf. Hij brouwt bier in de garage, droogt hammen in de berging en jaagt op wild in de sloot, in de tuin en op de kinderboerderij.