Balkenende te partijdig om staatsman te zijn
Acht jaar lang stond zijn naam bijna dagelijks in de krant. Plotseling is dat over. Het tijdperk- Balkenende is morgen ten einde. Hoe zal Nederland over pakweg vijftig jaar op deze christendemocratische premier terugblikken?
Onze minister-president? Die wordt door zijn tijdgenoten zwaar onderschat. Dat zei demissionair defensieminister Van Middelkoop vorige week, na de laatste ministerraad van Balkenende IV, met zoveel woorden. „Balkenendes statuur zal in de toekomst alleen maar groeien”, luidde zijn stellige verwachting.
Zou het echt zo gaan? Iemand die over deze materie met gezag kan spreken, is Johan van Merriënboer. Hij is als historicus verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Nijmeegse Radboud Universiteit. Samen met Jan Willem Brouwer publiceerde hij in 2001 een biografie van oud-premier De Jong. „Die man werd, toen hij van 1967 tot 1971 minister-president was, zwaar onderschat. Progressieve journalisten vonden hem een onbeduidend, conservatief mannetje. En zijn eigen partij, de KVP, zette hem na vier jaar trouwe dienst bij het oud papier. Later kwamen wetenschappers én media tot de erkenning dat De Jong in zijn tijd, de woelige jaren zestig, eigenlijk een prestatie van formaat leverde. Hij werd tot de betere premiers gerekend.”
In 2008 was Van Merriënboer bovendien een van de auteurs van een biografie van oud-premier Van Agt. „Rond hem zie je eenzelfde patroon. Toen hij eind jaren zeventig zijn kabinetten leidde, werd hij door de pers verguisd. Jaren later sprak ik, in het kader van de biografie, met journalisten die in die tijd actief waren geweest. Het viel mij op dat zij achteraf wel degelijk waardering hadden gekregen voor de eerste CDA-lijsttrekker en -premier.”
Van Merriënboer moet er een beetje om lachen. „Een van die journalisten vroeg zich in het gesprek met mij vertwijfeld af: Zal ik over twintig jaar opnieuw tegenover jou zitten en dan zeggen: Die Balkenende was zo gek nog niet? Dat zal me toch niet overkomen?”
Dat dit scenario zich daadwerkelijk gaat voltrekken, lijkt de Nijmeegse historicus niet waarschijnlijk. „Het is natuurlijk altijd mogelijk dat we op termijn een completer beeld van Balkenende zullen krijgen. Uit de notulen van de ministerraad zóu bijvoorbeeld kunnen blijken dat hij de ploeg van bewindslieden toch wel heel deskundig voorzat en dat zijn persoonlijke invloed op de besluitvorming groter was dan wij nu denken.”
Vooralsnog moeten we het echter doen met de nu beschikbare informatie, stelt de kenner van de Nederlandse politieke geschiedenis. Die leidt tot het beeld dat Jan Peter Balkenende weliswaar geen groot staatsman was, maar dat er evenmin aanleiding is om hem te scharen in de categorie mislukte of gemankeerde ministers-presidenten. „Tot de top reken ik Drees, Lubbers en ook wel Kok. Matige premiers waren mannen als De Quay, Marijnen en Biesheuvel. En dan komt er een grote middengroep, waartoe ik ook Balkenende reken.”
Van Merriënboer komt tot zijn oordeel na het aflopen van een aantal criteria die hij ooit zelf opstelde om het succes en de kwaliteit van Nederlandse premiers te meten. „Een van die criteria is of iemand een teamspeler is. Premier De Jong bijvoorbeeld was een teamleider in optima forma. Hij was duikbootkapitein geweest en zijn maatstaf bij het werven van collega-ministers was: Zou ik deze persoon in mijn onderzeeër willen hebben? Ruud Lubbers mag dan bekend hebben gestaan als een bemoeial, toch roemden zijn collega’s de manier waarop hij een teamgeest tot stand bracht. Op dit punt scoort Balkenende negatiever.”
De CDA-leider bleef, ook als minister-president, veelal partijman. „Het conflict tussen Verhagen en Bos over de verlenging van de Uruzganmissie heeft hij veel te lang laten voortetteren. Eigenlijk mag het bij zo’n ruzie niet eens uitmaken van welke partij de premier is. Maar bij Balkenende merkte je dat wel degelijk.”
Een tweede criterium dat Van Merriënboer aanlegt, is wijsheid. „En dan bedoel ik niet boekenwijsheid. Daarvan had JPB veel op voorraad. Het gaat mij echter om een bepaalde levenswijsheid, om ervaring en rijpheid, eigenschappen waaraan een man als Drees zo veel gezag ontleende. Balkenende had die slechts in beperkte mate. In feite begon hij in 2002 zeer onervaren aan het premierschap. Hij is in de jaren daarna qua persoonlijke uitstraling wel gegroeid, maar slechts tot beperkte hoogte.”
Nog weer een ander meetpunt is het beschikken over een brede visie op de vraag waar het met de maatschappij heen moet. „Hier scoort Balkenende duidelijk punten. Hij had er uitvoerig op gestudeerd hoe de samenleving in elkaar steekt en wilde, zeker in het begin van zijn premierschap, de eigen verantwoordelijkheid van burgers versterken. Wat hem dan vervolgens weer opbrak, was dat hij er slecht in slaagde zijn boodschap aan de mensen over te dragen.”
Dat brengt de Nijmeegse wetenschapper op een volgend criterium: charisma en een krachtige presentatie in de media. „Dat ijkpunt is betrekkelijk nieuw. Voor Drees en Beel speelde de vraag hoe zij op tv overkwamen nog niet. Maar in onze tijd is het een belangrijke machtsfactor geworden. Zie maar hoe Wilders de media benut om de positie van zichzelf en van de PVV te versterken. Balkenende scoort ook op dit punt zwak, zij het dat mensen hem ondanks of juist door zijn stunteligheid wel vertrouwen.”
Een goed premier heeft een groot probleemoplossend vermogen. „Het mooiste voorbeeld is Lubbers. Hij was een fenomenale oplossingenmachine. Lubbers stond voor dag en dauw op, had een grote dossierkennis en wist voor elk politiek probleem zeven oplossingen. Balkenende heeft dat niet in die mate.”
Dat tijdgenoten kwaliteiten van een regeringsleider soms over het hoofd zien, wordt duidelijk bij de beoordeling van het premierschap van Van Agt. „Hij heeft op buitenlandse podia veel en goed werk verricht voor Nederland. Destijds zag men dat niet. Velen redeneerden: omdat hij de zaak in Nederland niet aankan, vlucht hij naar het buitenland. Maar die benadering miskent de feiten. Van Agt heeft ons land in het buitenland heel goed verkocht, en wist bijvoorbeeld de Nederlandse houding tegenover kruisraketten aan de Amerikaanse president Carter prima uit te leggen.” Op dit punt heeft Balkenende overeenkomsten met Van Agt. „Ook hij heeft in Europa bij collega-regeringsleiders veel respect afgedwongen. Als het daar om gaat, kunnen we nu al vaststellen dat Balkenende een uitstekende premier was.”
Redelijke rapportcijfers krijgt JPB ook op twee andere door Van Merriënboer ontwikkelde meetpunten. „De eerste is inspirerend leiderschap. Gaat er iets van iemand uit? Kan hij anderen meenemen in zijn idealen? De aanzet daartoe was bij Balkenende zeker aanwezig. Het debat dat hij startte over waarden en normen, sneed absoluut hout. Bezwaarlijk was dat hij er geen handen en voeten aan gaf en ten slotte bleef steken in het herhalen van mantra’s. Toen stompte het eerder af dan dat het inspireerde.”
Een hiermee verband houdend criterium is onafhankelijkheid van denken en optreden. „Op dit punt zat het bij Balkenende wel goed, zou je zeggen. Hij trok zich, zo te zien, weinig van anderen aan. Toch blijft ook hier het kritiekpunt gelden dat hij, ook als premier, te veel CDA’er bleef. Echt uitstijgen boven het gekrakeel, dat zat er bij hem niet in. Misschien was dat ook wel de reden dat hij de zogeheten premierbonus, een aantal extra zetels bij Kamerverkiezingen, nooit kon incasseren. Iemand als Kok trok, vanwege zijn bovenpartijdigheid, ook wel stemmen van buiten de PvdA. Balkenende lukte dat niet.”
Als Van Merriënboer zijn rapportcijfers optelt en middelt, komt hij per saldo dicht uit bij het oordeel van Van Middelkoop. „Jan Peter Balkenende mag dan op een aantal punten tekort zijn geschoten, hij heeft wel in een uiterst moeilijke periode het lef gehad de verantwoordelijkheid van het premierschap op zich te nemen. Hij heeft zijn werk op een betrouwbare, zakelijk manier gedaan, niet gericht op zijn eigen persoon maar op de inhoud. Dat verdient blijvend waardering.”