Eregraf voor teruggevonden onderduiker
LOENEN/STAPHORST – Hij lag bijna 66 jaar begraven in een weiland bij Staphorst. Woensdag kreeg de doodgeschoten onderduiker Pieter Hoppen in het Gelderse Loenen een nieuw graf. Op een ereveld.
Vanwege de grote media-aandacht gebeurde dat een dag eerder dan gepland, in alle stilte. Uit respect voor de nabestaanden had de herbegrafenis zonder enige vorm van ceremonie plaats. Donderdag wordt alleen een steen op het graf geplaatst, waarbij burgemeester J. D. Alssema van Staphorst een toespraak houdt.
Uit respect voor de nabestaanden had de herbegrafenis zonder enige vorm van ceremonie plaats.
De begrafenis betekent eerherstel, anderhalf jaar nadat de laatste overgebleven verzetsman die bij het drama betrokken was het zwijgen verbrak. Vorig jaar april werd Hoppens lichaam geborgen, op aanwijzingen van oud-verzetsstrijder Gerrit Gunnink.
In 2006 had hij zijn ervaringen in de Meppeler knokploeg beschreven. Het boek was echter niet compleet. Gunnink zweeg over de liquidatie waarbij hij betrokken was geweest. Die maakte hij vorig jaar openbaar in een tweedelige tv-serie van de EO, ”Nooit meer laf”.
Pieter Hoppen werd in de zomer van 1943 doodgeschoten omdat hij werd verdacht van verraad. Er gingen geruchten dat een keer of drie nadat hij een adres had verlaten de Duitsers een inval deden en mensen arresteerden.
Zonder verhoord te zijn, werd Hoppen ter dood veroordeeld. Gunnink haalde hem op, met de smoes dat hij naar een ander onderduikadres zou worden gebracht. Toen Hoppen nietsvermoedend de straat opstapte, voelde Gunnink zich een verrader. „Ik wist wat het lot van deze jongen was. Hij niet. Het is de meest vreselijke wandeling uit mijn leven geweest, die ik diep heb weggestopt. Ik ben dat gevoel een lafaard te zijn nooit meer kwijt geraakt. Het werd een knobbel in mijn ziel.”
Twee andere leden van de knokploeg namen Hoppen mee naar een keet op de hoek Hamingerweg/Rechterensweg. Daar joegen ze hem zeven kogels door het hoofd. Gunnink was erbij toen het lichaam bij de keet werd begraven. Dat ging niet zachtzinnig: toen het graf te klein bleek, trapte Gunninks vader het hoofd in het gat. Daar werd het lichaam vorig jaar op aanwijzen van Gunnink ontdekt.
Hoppens familie, die sinds zomer 1943 niets meer van hem had vernomen, wilde na de oorlog weten wat er van hem was geworden. Hun jarenlange speurtocht was tevergeefs. In 1955 kwam het bericht: „Het is voor het Rode Kruis practisch thans onmogelijk nog iets aan dit geval te doen en het beste advies lijkt ook, hoe zwaar dit misschien kan zijn, nu na zoveel jaren te berusten in de vermissing, aangezien iedere oorlog nu eenmaal een groot aantal onoplosbare puzzles oplevert.”
Pieter bleef spoorloos. Zijn ouders hebben niet meer meegemaakt dat hun zoon werd teruggevonden.
Hoppen was een 23-jarige ambtenaar uit Rotterdam. Na de oorlog is zijn naam daar in het stadhuis vermeld op een monument voor vermiste ambtenaren. Hij was in Meppel ondergedoken omdat hij niet voor de Duitsers wilde werken. Gunnink omschreef hem als een vriendelijke jongen.
Een van de twee verzetsstrijders die de liquidatie hadden uitgevoerd, reisde naar Rotterdam om onderzoek te doen. Dat gebeurde pas nádat Hoppen was doodgeschoten. De man kwam terug met het bericht dat de familie Hoppen tot de NSB behoorde en dat een broer van Pieter bij de WA zat. Dat leek de vermoedens van verraad te bevestigen. Later bleek echter dat deze verzetsman zelf verraad pleegde.
De knokploegleden droegen de liquidatie als een geheim met zich mee. Ook na de Bevrijding spraken ze er niet over. Omdat het Gunnink niet lekker zat, weigerde hij het Bronzen Kruis in ontvangst te nemen dat koningin Juliana hem wilde uitreiken.
Toen hij 85 was en de andere verzetsmensen waren overleden, besloot hij schoon schip te maken. Met hulp van de Rouveense EO-journalist Geertjan Lassche ging Gunnink op zoek in archieven. Daar ontdekte hij dat de familie Hoppen geen enkele band met de NSB had. Hij las de brieven die Hoppens familie na de oorlog verstuurde tijdens de wanhopige speurtocht naar hun verdwenen zoon. Hij ontdekte ook wie Pieter Hoppen werkelijk was: een vaderlandslievende burger die graag gitaar speelde en goed kon tekenen. De liquidatie was een gruwelijke fout geweest.
Vervolgens werd de familie van het slachtoffer opgespoord, aan wie de oud-verzetsstrijder vertelde wat er was gebeurd. Zowel Gunnink als Hoppens familieleden waren aanwezig toen het lichaam bij Staphorst werd opgegraven. In juli dit jaar maakte de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht bekend dat uit DNA-onderzoek was gebleken dat de lichaamsresten inderdaad van Pieter Hoppen waren. Woensdag zijn ze opnieuw begraven.