Het psalmenkookboek van Paul Wols
Een jaar lang heeft Paul Wols (75) de schetsjes uit zijn „kookboek” uit zitten werken. Resultaat: een complete koraalbundel met korte voorspelen.
Inspiratie had Paul Wols (Hendrik-Ido-Ambacht) de achterliggende decennia genoeg. Als kerkorganist binnen de Gereformeerde Gemeenten al meer dan vijftig jaar: eerst in Rotterdam-West, toen veertig jaar in Rotterdam-IJsselmonde, sinds 2004 in Hendrik-Ido-Ambacht als reserveorganist. Binnenkort stopt hij er vanwege zijn leeftijd mee.
Maar ook als schrijver van muziek is Wols al jaren bezig. Componeren wil hij het niet noemen. „Ik ben maar een gewone amateur die wat noten schrijft.” Maar intussen heeft hij heel wat koraalvoorspelen op zijn naam staan die breed gewaardeerd worden. „Iemand zei: „Jouw voorspelen zijn niet moeilijk, maar het klinkt altijd goed.” Nou ja, dat zie ik als een compliment.”
Zijn schrijverij is uit de praktijk én uit de nood geboren, vertelt Wols. „In IJsselmonde kreeg ik pas in de kerk van de koster het psalmbriefje. Dus ik was genoodzaakt te improviseren. Ik moet zeggen: de beste invallen krijg je vaak in de eredienst. Kwam ik thuis, dan schreef ik m’n invallen direct op. In de loop van de tijd heb ik heel wat schetsjes gemaakt.”
En dan de nood. Jarenlang was Wols actief binnen de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG), waarvan twintig jaar als bestuursvoorzitter. „In de jaren 60 begonnen we met het uitgeven van muziekbijlagen. Er was toen grote behoefte aan geschikte muziek voor de eredienst. Dat kun je je nu niet goed voorstellen: er is momenteel een overvloed aan goede koraalvoorspelen. Maar toen was er bijna niets dat qua idioom binnen de Gereformeerde Gemeenten bruikbaar was.”
En dus gingen VOGG’ers als Arie van ’t Geloof, Henk van Egmond en Wols zelf aan de slag. „We verdeelden de 150 psalmen onder elkaar. Psalm 1 verscheen in de zomer van 1968.”
Een professionele opleiding had Wols, in het dagelijks leven werkzaam als „geautomatiseerde boekhouder”, niet. Hij kreeg les van onder anderen Herman Lammers en Dirk Jansz. Zwart. De laatste stoomde hem klaar voor het NOV-examen. „M’n eerste koraalvoorspel liet ik aan Zwart zien. Hij heeft toen nog aanwijzingen gegeven voor het slot. Dat is daardoor heel mooi geworden”, glimlacht Wols.
Toen hij op z’n 58e met de VUT ging, nam Wols zich voor een koraalboek te schrijven waarin elke psalm helemaal ‘behandeld’ werd. Hij kwam tot Psalm 14. „Toen dacht ik: Dit wordt niks. Hiervoor heb ik te smalle schouders.” Zo nu en dan verschenen er wel bundels met een aantal bewerkingen – over lijdens- en boetepsalmen, over lofpsalmen en over de Enige Gezangen. Maar het complete koraalboek was van de baan.
Intussen bleef Wols wel schetsen, nu in zijn „kookboek”, zoals hij het aanduidt. Hij pakt het erbij: korte voorspelletjes van twee of drie systemen, met potlood genoteerd. „Hier in Ambacht krijg ik het psalmbriefje altijd wel al op zaterdag. Als er dan een psalm tussen zat waar ik niets van had, dan schreef ik zelf een kort voorspel.”
Ook anderen bleken behoefte te hebben aan zulke korte voorspelen. Uitgeverij Den Hertog zag brood in de uitgave, Wols ging aan de slag. In een jaar tijd schreef hij, met gebruikmaking van oud materiaal, voor elke psalm en de Enige Gezangen een voorspel dat niet langer is dan drie systemen. Koraalzettingen staan er niet bij. „Die zijn er al zo veel. Mijn boek heeft een ringband, dus dat kun je heel goed naast een ander koraalboek zetten.” Deze maand verschijnt de uitgave.
In welke stijl Wols schrijft? „Dat weet ik niet goed. Iemand bekeek mijn koraalbewerkingen en zei toen dat die van een romanticus zijn. Dat lijkt me niet helemaal juist. Ik zie mezelf meer als een laat geboren 19e-eeuwer.” Hij pakt een bundel korte ”Choralvorspiele” van de 19e-eeuwse Duitse componist G. A. Merkel erbij. „Dit heb ik qua opzet een beetje als voorbeeld gebruikt. Sowieso heb ik verschrikkelijk veel ‘oudjes’ zitten bekijken: Pachelbel, Krebs, Couperin. Hoe doen ze dat nou? Niet om te imiteren, maar om je te laten inspireren. Zoals je vroeger op de oude kunstacademie een Rembrandt moest naschilderen.” En Bach? „Dat lijkt er toch nooit op. Bij Psalm 34 heb ik een beetje de stijl van Bachs ”Wer nur den lieben Gott” gebruikt. Maar Bach is zo geniaal.”
Als Wols zelf in de eredienst speelt, zet hij bij voorkeur muziek van anderen op de lessenaar. „Ik speel in de mix: van de eenvoudige bewerkingen van Asma en Zwart tot de muziek van Ingelse, De Jong en Sanderman. Maar Psalm 116 van Van Noordt voor een avondmaalsdienst is ook heel mooi.”
Wols heeft een duidelijke visie op het karakter van het kerkelijk orgelspel. In het voorwoord van zijn bundel sluit hij zich aan bij Constantijn Huygens en J. Worp. De eerste spreekt van een „statige inleiding tot het gezang”, de tweede schrijft in zijn koraalboek dat alles „in ernstige kerkelijken stijl” moet gebeuren.
Wat Wols daarmee wil aangeven? Hij pakt Augustinus erbij, een preek over Psalm 50:3. „Augustinus schrijft wat er in de eredienst in Schriftlezing, preek, gebed en gezang gebeurt. Als de gemeente zingt, spreekt Christus, zegt hij. Dat vind ik heel wezenlijk. Het vraagt om waardig orgelspel. De wals, draaimolen en fanfare passen daar niet bij.”
De muziek in de kerk loopt het gevaar te seculariseren, stelt Wols. „Als iemand vertelt dat hij op zaterdagavond naar een prachtige zang- en orgelavond is geweest waar bij het voorspel van Psalm 68 het dak er bijna afging, dan vraag ik: „En als je dan zondag in de kerk komt en datzelfde voorspel wordt gespeeld, vind je dat dan passend? Ik denk van niet. Is die psalm dan anders geworden?” Ik denk dat via zulke avonden de wereldse muziek de kerkelijke sterk beïnvloedt. Een toccata in een platvloerse driekwartsmaat waaruit ineens de psalmmelodie tevoorschijn komt: Strauss zou het geschreven kunnen hebben. Dat is niet devoot genoeg voor een eredienst. Natuurlijk mag je feestelijk spelen bij Psalm 68:2, maar dat kan ook zonder toccata. Het moet niet banaal worden. Worp schreef boven zijn levendige voorspel bij Psalm 33: ”maestoso” – statig. Dat bedoel ik.”
Mede n.a.v. ”Korte voorspelen voor de 150 Psalmen en Enige Gezangen”, door Paul Wols; uitg. Den Hertog, Houten; bestelnr. 331070; 83 blz.; € 39,90.