VN-hof buigt zich over ’universele jurisdictie’
Het Internationaal Gerechtshof is maandagochtend begonnen met de behandeling van het kort geding dat de Republiek Congo heeft aangespannen tegen Frankrijk. Centraal staat in de zaak het conflict tussen twee belangrijke principes van het internationaal recht: universele jurisdictie en de soevereiniteit van onafhankelijke staten.
De regering in Brazzaville wil dat het hoogste VN-hof Frankrijk beveelt een lopend justitieel onderzoek te staken tegen enkele Congolese hoogwaardigheidsbekleders, zoals president Denis Sassou Nguesso, minister van Binnenlandse Zaken Pierre Oba en de inspecteur-generaal van het leger, Norbert Dabira.
In de zaak gaat het om de verdwijning van meer dan 350 personen in mei 1999. Die waren voor de burgeroorlog in hun land naar buurland de Democratische Republiek Congo gevlucht. Bij hun terugkeer werden zij bij de aanlegsteiger van de veerboot door de troepen van Sassou Nguesso opgepakt, aldus drie overlevenden die hun weg naar de mensenrechtenorganisatie FIDH wisten te vinden.
Congo bepleitte maandagochtend bij monde van de bekende Franse advocaat Jacques Vergès dat Frankrijk zijn rechtsmacht niet op het grondgebied van een andere staat mag uitoefenen en de immuniteit van het Congolese staatshoofd moet respecteren.
Frankrijk heeft het na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde principe aan zijn kant dat bepaalde misdaden zo erg zijn dat zij het geweten van de hele mensheid raken. Volgens het in ontwikkeling zijnde principe van de universele jurisdictie kunnen misdaden als genocide (volkenmoord) en marteling daarom ook in andere landen worden vervolgd. Landen die dat principe toepassen, zoals België met zijn ’genocidewet’, krijgen het hierover echter steeds weer met andere landen aan de stok.
Frankrijk is maandagmiddag met zijn pleidooi aan de beurt.