Schrijven op hoop tegen hoop
Al mijn gedachten dwalen ongehinderd naar jou toe. Misschien vertellen ze je een mooie droom, misschien ook strelen ze alleen maar zacht je handen en zeggen je daarmee meer dan woorden kunnen doen, schrijft zij, een jong, vlinderachtig meisje uit een welgestelde familie.
Haar verloofde is twee maanden na hun officiële verbintenis gevangen gezet: een veel oudere, ietwat zwaarmoedige en belerende theoloog, die overigens ook niet geheel droomloos blijkt te zijn. Wat mij in verzwegen gedachten en dromen naar jou toe trekt en aan jou bindt, liefste Maria, dat kan pas openbaar worden op het ogenblik dat ik je in mijn armen kan sluiten.
Deze zomer las ik de bizarre liefdesgeschiedenis van Dietrich Bonhoeffer en Maria von Wedemeyer, een liefde die uit brieven bestaat. Natuurlijk zijn er de sporadische bezoekmomenten, waarop ze onder toezicht naast elkaar op de sofa zitten en van alles vertellen, behalve datgene wat ze elkaar eigenlijk willen zeggen. Maar het blijft „een liefde in woorden, in dromen, tussen de tijden, een liefde op hoop tegen hoop”, zoals J. W. Schulte Nordholt ooit schreef in een recensie, „Langzaam wordt de toon warmer en tegelijk wanhopiger. Ze omhelzen elkaar, kussen elkaar, maar alles is op schrift, alles in de toekomst, eenmaal, eenmaal zal er een tijd komen.”
Dat laatste maakt het lezen van ”Bruidsbrieven in de cel” tot iets bijna onmogelijks. Want de lezer weet: deze hoop is ijdel. De celdeuren zullen niet meer opengaan voor een bruidegom, wel voor een ter dood veroordeelde. Verder schrijven is zinloos. Met de liefde zal straks de pijn alleen maar toenemen.
En toch lees je met die schrijnende wetenschap in je door, met Maria meedromend:
In onze tuin staat een witte tafel met een bank en wat stoelen en in de zomer ontbijten we buiten. Misschien hebben we ook een hond. Het zal sprookjesachtig mooi worden.
Dietrich ziet meer en stuurt bij, dwars door het verlangen heen. Er is in onze liefde niet alleen maar ontbering en verlangen, maar er is in haar –wonderbaarlijk genoeg– reeds een begin van de vervulling en daaraan houd ik me telkens weer vast en daar ben ik zo dankbaar voor, dat alles wat mooi is voor mij veel belangrijker is dan wat het nog niet is.
Zijn deze geliefden in hun verlangen misschien veel rijker geweest dan talloze gehuwden in hun bezit? Een mooie gedachte, maar niet de laatste waarmee dit boek je bezet.
Nu blijven geloof, hoop en liefde. De bruidsbrieven leren blijmoedig geloven, op hoop tegen hoop. Zelfs als die hoop iets geldt wat nooit tot volle bloei zal komen. En de liefde vergaat nimmermeer.