Driestar beleeft hoogtijdag in klooster
Ze hebben nog nooit de hoogste baas van Onderwijs op bezoek gehad, maar nu minister Van der Hoeven er is, weten de Driestar-studenten precies met welke egards ze haar moeten behandelen. Twee keer een staande ovatie: bij binnenkomst en bij vertrek. De bewindsvrouw: „Misschien zit hier wel de toekomstige staatssecretaris of minister van Onderwijs.”
Donderdag 24 april. Een hoogtijdag voor De Driestar. De pabo-4-studenten sluiten hun bezinningsweek -en daarmee hun opleiding- in een Brabants klooster af met een congres over orthodox-christelijk onderwijs en identiteit. Twee prominente onderwijsgasten sieren het podium: oud-staatssecretaris Ginjaar-Maas (VVD) en demissionair minister Van der Hoeven (CDA). Twee mannen glimmen van trots: de Driestar-directieleden Rottier en Kalkman. Hún hogeschool staat voor nu en altijd op de politieke kaart.
Niet alleen de temperatuur, ook de discussie in de sfeervolle kloosterkapel loopt hoog op. De vragen geven daar aanleiding toe. Mag een leraar op een reformatorische school nog zeggen dat homoseksualiteit in strijd met de Bijbel is? Daar wil Ginjaar-Maas noch Van der Hoeven volmondig ja op zeggen. „Je moet er op z’n minst bij vertellen dat er mensen in Nederland zijn die er anders over denken en zelfs net als jullie in de Bijbel kunnen geloven”, antwoordt de oud-staatssecretaris. „Ik ben zo bang voor harde veroordelingen”, reageert de demissionair minister. „Laat zulke opvattingen alsjeblieft altijd gepaard gaan met barmhartigheid. Er worden homofiele leerkrachten weggepest zonder dat de schoolleiding ingrijpt. Dat kan echt niet.”
Forumlid en basisschooldirecteur A. van de Bos probeert de beide dames te prikkelen. „Stel: ik heb een juf op mijn school die gaat samenwonen. Ik wil respectvol met mijn collega omgaan, maar ik weet ook dat mijn achterban samenwonen niet accepteert. Wat moet ik doen?”
Ginjaar-Maas, met een gulle lach: „Ik weet dat jullie het soms moeilijk hebben. Mijn eerste reactie: Wat iemand thuis doet, moet-ie zelf weten. Maar daar ben ik natuurlijk liberaal voor.” Van der Hoeven, diplomatiek: „Ik herken de vraag; ben van katholieke afkomst. Ook in mijn achterban zou zo’n kwestie hoog kunnen oplopen. Maar moet je elkaar altijd de maat willen nemen? Ik zou zeggen: Doe een beetje water bij de wijn; dat is soms nodig. Het gaat om de juiste balans tussen je eigen geloofsopvatting en respect voor andersdenkenden.”
De inspecteur als ”big brother” bij de godsdienstles is een ander actueel item. Van der Hoeven: „Ik begrijp dat het voor jullie onaangenaam is om op één lijn met fundamentalistische moslims te worden gezet.” De zaal knikt. Dan volgt de beperking: „Het vak godsdienst is geen ondoordringbaar bastion; geen vrijbrief om kinderen opvattingen bij te brengen die aanzetten tot haat, racisme of discriminatie.” Geruststellend: „De inspectie komt alleen kijken als er iets aan de hand is.”
Over de vrijheid van onderwijs, artikel 23 van de Grondwet, is Van der Hoeven helder: „Daar wordt wat mij betreft niet aan gesleuteld.” Ginjaar-Maas valt bij: „Ons onderwijsbestel met gelijke bekostiging van openbare en bijzondere scholen is uniek in de wereld. Daar moeten we zuinig op zijn.” Toch een toevoeging: „Maar dan wel gelijke kansen voor iedereen; dus ook eigen scholen voor moslims.”
De zaal is niet gerust. Een student wijst op uitlatingen van D66-politici als Van Boxtel om het bijzonder onderwijs maar helemaal af te schaffen. Van der Hoeven, vinnig: „Daarom ben ik blij dat er nu iemand anders van die partij bij de kabinetsformatie zit.” Ginjaar-Maas, ook vinnig: „Er is maar één punt van D66 dat mij aanspreekt en dat is het pleidooi om meer geld in onderwijs te steken. Ik wilde dat mijn partij dat in haar programma had staan.”
Meer ferme taal volgt. Van der Hoeven: „Scholen moeten met de toelating van leerlingen geen gelegenheidsbeleid voeren. Eerst tegen iedereen zeggen: Kom maar binnen, en dan ineens: Ho, voor die leerling is geen plaats. Zo’n school verspeelt haar beroep op de vrijheid van onderwijs.” Ze kijkt de zaal doordringend aan: „Selecteren mag, maar doe het bewust en zet de regels op papier. Reformatorische scholen zijn daarin altijd heel consequent geweest.”
Bij de uitgang reageert de minister op de vraag of ze zich na een middagje Driestar kan voorstellen dat reformatorische christenen fundamentalisten zijn. „Absoluut niet. Mensen die dat zeggen, moeten maar eens, net als ik, een middagje meedraaien.” Enthousiast: „Ik ben verbaasd over de grote betrokkenheid van de studenten bij de discussie. Dat maak ik niet vaak mee.”