Ruim 40 procent van de ervaren exporteurs naar Oost-Europa verwacht dat de Nederlandse economie er „sterk tot enigszins” op vooruitgaat met de toetreding van Polen, Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Malta en Cyprus tot de EU. Eenderde van de bedrijven die al jaren handel drijft met deze landen vreest echter een achteruitgang.

Nederland telt ongeveer 76.000 exporterende middelgrote en kleine bedrijven. Ongeveer eenvijfde daarvan doet zaken in Oost-Europa. Daarmee is het de vierde exportregio voor Nederland. De grootste afzetmarkt is Polen, gevolgd door Tsjechië, Hongarije en Cyprus. Goederen zijn het voornaamste exportproduct.

Van de exporteurs die momenteel al producten afzetten in Oost-Europa rekent ruim de helft op een vooruitgang voor het eigen bedrijf. Van de ondernemingen die nog niet bekend zijn met de voormalige Oostbloklanden denkt slechts eenvijfde daar hetzelfde over.

„Al met al zijn bedrijven toch opmerkelijk terughoudend. De helft van de ervaren exporteurs verwacht namelijk geen vooruitgang, om nog niet te spreken van de niet-ervaren bedrijven”, stelt secretaris exportbeleid G. Hoogland van MKB-Nederland.

Zij vindt juist dat de aankomende EU-landen enorme marktpotenties hebben: „De interne EU-markt breidt straks uit met 105 miljoen consumenten naar een totaal van 480 miljoen. Dat betekent een enorme groei aan consumenten, die bovendien nog een grote ontwikkeling moeten doormaken in koopkracht.”

Volgens Hoogland zijn ondernemers vooral terughoudend, omdat ze het moeilijk vinden betrouwbare informatie te krijgen over de Oost-Europese landen. Veel bedrijven hopen dat het inwinnen van gegevens over de marktsituatie, wet- en regelgeving een stuk makkelijker zal worden als de landen eenmaal zijn toegetreden tot de EU.

Hoogland wijst daarnaast nog op de vrees bij ondernemers dat ze te maken krijgen met corruptie in de Oost-Europese landen. Ook wordt de toename van concurrentie door eenderde van de middelgrote en kleinere ondernemers als een bedreiging ervaren.