„Vechten is onze godsdienstige plicht”
Abu Kasha zegt dat hij langs Indiase legerposten is geglipt, landmijnen heeft omzeild en vier dagen over ijskoude bergen heeft gelopen om in Pakistaans Kasjmir te komen strijden voor de vrijheid. Gezeten op een matras in Muzaffarabad, de hoofdstad van Pakistaans Kasjmir, laat hij zijn door bevriezing aangetaste handen en voeten zien. „Het is een klein offer”, zegt de tengere 21-jarige. „Ik heb mijn huis, mijn vader en moeder verlaten om een ”jihad” (heilige oorlog) te voeren voor de bevrijding van Kasjmir.”
Kasha, afkomstig uit de regio Sopur in Indiaas Kasjmir, is vorige maand aangekomen in het Pakistaanse deel van de Himalayaregio Azad - het vrije Kasjmir. Hij behoort tot een leger van jonge Kasjmiri die ervan overtuigd zijn dat de gewapende strijd de enige manier is om een eind te maken aan India’s gezag over het overwegend door moslims bewoonde gebied. Dat de Verenigde Staten de groep waar hij toe behoort, Jaish-e-Mohammed, inmiddels tot een terroristische organisatie hebben verklaard kan hem niet schelen en ook de internationale campagne tegen moslimextremisme laat hem koud. „Is vechten voor de vrijheid van je eigen land terrorisme? Indiërs hebben ons land bezet, hun militairen doden onze mensen, verbranden onze huizen. Tegen hen vechten is onze godsdienstige plicht.”
India beschouwt Jaish-e-Mohammed en een andere in Pakistan gevestigde radicale moslimgroep, Lashkar-e-Tayyaba, als de daders van de aanslag van 13 december op het Indiase parlement, waarbij veertien personen, onder wie de vijf aanvallers, om het leven kwamen. De groepen ontkennen en zeggen dat India er alleen maar op uit is de afscheidingsbeweging van Kasjmir in een kwaad daglicht te stellen. De toch al zwaargehavende betrekkingen tussen India en Pakistan verslechterden na de aanslag snel. Beide landen voerden hun troepenmacht in het omstreden gebied op. India overweegt een aanval op „terroristische kampen” in Pakistaans Kasjmir en Pakistan belooft een „passend antwoord op elke Indiase agressie.”
Hard standpunt
In Pakistaans Kasjmir, dat een autonome status geniet, zijn meer dan twaalf verschillende groepen actief, sommige ondergronds. India beschuldigt Pakistan ervan de groepen met training, wapens en geld bij te staan. Pakistan ontkent dat en zegt alleen politieke steun te geven aan de „vrijheidsstrijders.”
Sinds de aanslagen van 11 september wordt Pakistan door de VS en India extra zwaar onder druk gezet om tegen de radicale groepen en hun leiders op te treden. De Pakistaanse president Pervez Musharraf, die ten aanzien van Kasjmir een hard standpunt inneemt, heeft gezegd dat de groepen moeilijk aan te pakken zijn omdat zij steun genieten van de bevolking en van het leger. Het ministerie van Binnenlandse Zaken stelt dat ingrijpen onmogelijk is omdat de groepen geen Pakistaanse wetten hebben overtreden. Maar achter de coulissen stelde de regering-Musharraf al voor 11 september pogingen in het werk om de radicale groepen enigszins te beteugelen.
De president van Pakistaans Kasjmir, Sardar Mohammed Anwar Khan, zegt dat de VS bewijzen tegen Lashkar-e-Tayyaba hadden moeten voorleggen alvorens strafmaatregelen te nemen. „De rapporten laten zien dat Lashkar-e-Tayyaba nooit enig burgerdoel heeft getroffen” zei Anwar Khan. „India beschuldigt Pakistan en groepen in Kasjmir op ondeugdelijke gronden. Deze aantijgingen zijn ongefundeerd. We kunnen onze Kasjmirse broeders er niet uitgooien. We zullen doorgaan hen te steunen.”
Toestemming
Met Kasha wachten in de koude, helverlichte kamer twee tieners uit Pakistaans Kasjmir op toetreding tot Jaish-e-Mohammed. De organisatie wordt geleid door Massud Azhar, die in december 1999 uit een Indiase gevangenis vrijkwam in ruil voor een gijzelaar in een Indiaas passagiersvliegtuig. Het huis waar de rekruten zich komen aanmelden is niet herkenbaar door vlaggen of spandoeken.
Mumtaz Minhas (18) zegt dat hij zonder toestemming van zijn vader en moeder van huis is gegaan. Maar Mohammed Shahzad (19) trekt „ten jihad” met de zegen van zijn ouders.
De leider van Lashkar-e-Tayyaba, Hafiz Mohammed Saeed, zegt dat de Kasjmiri de wapens hebben opgepakt nadat zij de hoop hadden verloren op uitvoering van VN-resoluties die de bevolking van Kasjmir willen laten kiezen of zij bij Pakistan dan wel bij India willen behoren. India weigert dat en zegt dat Kasjmir een integraal deel van zijn grondgebied uitmaakt.
Een woordvoerder van Jaish-e-Mohammed, Abu Hasan Barki, zegt dat India sinds 11 september probeert de afscheidingsoorlog in Kasjmir, die sinds 1989 aan meer dan 60.000 mensen het leven heeft gekost, af te schilderen als terrorisme.
„De zogenaamde campagne tegen het terrorisme heeft onze vastberadenheid versterkt en onze rijen doen aanzwellen”, zei Saeed. „De jihad in Kasjmir zal sterker worden.”