Iraakse oliestroom komt weer op gang
Voor het eerst sinds het begin van de oorlog in Irak stroomde er woensdag weer ruwe olie door de pijpleidingen in en rond de zuidelijke olievelden.
Amerikaanse en Britse troepen startten met hulp van Iraakse oliearbeiders een fabriek op waar olie van gas wordt gescheiden. De olie, die enkel bedoeld is voor gebruik in eigen land, kan nu naar een pompstation en opslagtanks in Zubayr, net buiten de zuidelijke stad Basra.
Aanvankelijk zou de olie naar een raffinaderij gepompt worden, maar dat bleek onmogelijk omdat er explosieven langs de pijpleiding lagen.
Binnen zes tot vijftien weken moet het olieveld Rumeila tot 1,1 miljoen vaten olie per dag opleveren. Er bevinden zich meer dan 1000 oliebronnen in het veld en 34 destilleerfabrieken. In het noorden van Irak ligt de olieproductie voorlopig nog stil.
Het is de bedoeling om Irak zo snel mogelijk naar zijn vooroorlogse productie van 2,8 miljoen vaten per dag te brengen. Met de opbrengst moet de wederopbouw worden betaald.
Shell-bestuurder J. van der Veer zei gisteren dat er voor het Nederlands-Britse olieconcern in Irak niet veel valt te doen zolang er geen nieuwe regering is in dat land. „Er moet eerst sprake zijn van een bestendige situatie.” Zo’n situatie is er niet onder het bewind van een Amerikaanse generaal, aldus Van der Veer. Hij doelde op ex-generaal Jay Garner, die tijdelijk leidinggeeft aan het Amerikaanse bestuur in Irak.
Van der Veer zei het logisch te vinden dat er nu „meer Amerikaanse bedrijven worden uitgenodigd” voor de wederopbouw van Irak. Hij verwacht wel dat er uiteindelijk in Irak een „gelijk speelveld” komt, waarbij sprake is van een eerlijke en open concurrentie. De Verenigde Staten hebben dit ook aangegeven, zo zei hij.
Van der Veer, die zijn opmerkingen maakte tijdens en na afloop van de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering in Den Haag, had eerder laten weten in de toekomst goede kansen te zien voor Shell in Irak.