De SGP gedoogt eigenlijk altijd
Het blijft een vreemde combinatie: ”SGP” en ”gedogen.” Die twee woorden passen eigenlijk niet bij elkaar. En dan hebben we het niet over de wijze waarop ”gedogen” in het dagelijks spraakgebruik wordt gehanteerd: iets toelaten wat eigenlijk verboden is. Daarvan heeft de rechtlijnige SGP sowieso een afkeer.
Nee, ook als het gaat om een iets andere betekenis van het woord, te weten het gedogen van een coalitie, blijft het lastig wat deze term in relatie tot de SGP precies zou moeten betekenen. ”Aan een bepaalde regering een kans geven”, is een van de definities uit het woordenboek van Van Dale. Ook wel: ”mogelijk maken, medewerking verlenen aan.”
Het problematische is dat deze omschrijving een uitzonderlijke situatie suggereert, terwijl de SGP als gouvernementele partij eigenlijk élk kabinet pleegt te gedogen. Daarom duiden staatkundig gereformeerde voormannen de eigen politieke groepering nooit aan als ”oppositiepartij” maar als ”niet-coalitiepartij.”
Die in de Haagse slangenkuil wat aparte positie kan jarenlang onopgemerkt blijven. Totdat een coalitie aantreedt die getalsmatig van die doorgaans positieve grondhouding van de SGP afhankelijk is én die qua inhoud van het beleid natuurlijkerwijze op de steun van de partij mag rekenen. Anders gezegd, wanneer de SGP in een wippositie verkeert.
Dat was het geval ten tijde van het kabinet-Van Agt I. „Op maandag 5 december 1977 heb ik ontvangen de fractievoorzitters van SGP, GPV en DS’70”, schreef informateur Van der Grinten op 7 december 1977 in zijn eindverslag aan koningin Juliana. Om te vervolgen met de opmerking: „Zij hebben mij in uiteenlopende bewoordingen verklaard, dat zij een kabinet als bovenbedoeld constructief en positief tegemoet treden.”
Het kabinet ”als bovenbedoeld” was de op slechts 77 Kamerzetels stoelende coalitie van CDA en VVD. Dit door Van Agt en Wiegel fluks in elkaar getimmerde kabinet was kwetsbaar, omdat zich in de 49-koppige CDA-fractie 6 ”loyalisten” bevonden: Kamerleden die grote bezwaren hadden tegen deze rechtse coalitie, en die zich niet bij voorbaat wilden binden aan het regeerakkoord. Vandaar dat Van der Grinten nijver had gezocht naar wat extra gedoogsteun voor eventuele crisismomenten.
Die momenten ontstonden in de jaren daarop inderdaad. Toen bleek wat het „constructief tegemoet treden” door de SGP waard was. Als PvdA-leider Den Uyl weer eens een motie van afkeuring indiende en enkele CDA-loyalisten naar zijn kant overliepen, hielden de stemmen van de SGP’ers Abma, Van Rossum en Van Dis Van Agt I in het zadel.
De periode 1977-1981 was daarom voor de SGP een bijzondere, vooral omdat de fractie een politieke spilpositie innam. Maar in feite is de natuurlijke opstelling van de SGP altíjd geweest om coalities te gedogen.
Nu ja, altijd? Eén keer in haar geschiedenis neigde de partij naar werkelijk oppositie voeren. In juli 1999 zette de Kamerfractie de beuk erin, nadat in het tweede paarse kabinet minister Borst van Volksgezondheid met een „sliert” aan ethisch aanvechtbare wetsvoorstellen was gekomen. Fractievoorzitter Van der Vlies was hiervan zo ontdaan, dat hij aankondigde dat nu zelfs zijn partij hard in de oppositie ging.
Loze woorden waren dat niet. Een paar jaar later, in april 2001, stemde de SGP-fractie voor een motie van afkeuring tegen Borst, een voor deze partij hoogst uitzonderlijke daad.
Maar… ook tijdens paars II werd de SGP nooit een echte oppositiepartij. Wat zou dat ook hebben moeten betekenen? Tegen wetsvoorstellen stemmen waar men eigenlijk voor was? Net als de VVD voor de kilometerheffing stemmen als men in de coalitie zat, en ertegen als men erbuiten viel? Het zou voor de SGP tegennatuurlijk gedrag zijn geweest.
Dat alles maakt dat we ervoor moeten oppassen van het gedogen door de SGP meer te maken dan het werkelijk is. Een echt nieuwe situatie zou pas ontstaan als de SGP met VVD, CDA en PVV een officieel gedoogakkoord zou sluiten met precieze afspraken over welke plannen zij gaat steunen en welke beloning zij daarvoor ontvangt. Maar daarvan is, zo mogen wij Van der Staaij geloven, nu juist geen sprake.
In feite speelt er op het gebied van gedogen nog minder dan in 1977. Toen werd de SGP tenminste nog genoemd in het eindverslag van Van der Grinten. In dat van Opstelten komt zij in het geheel niet voor.