Kerk & religie

Henry Drummond, bankier en apostel

De rijke Engelse bankierszoon Henry Drummond stond naast de kapitein op het schip dat hem naar Palestina moest brengen. Hij had genoeg gekregen van zijn frivole bezigheden en had zijn landgoed in Hampshire verkocht om zijn leven in dienst van God te stellen.

Leen J. van Valen
8 September 2010 08:23Gewijzigd op 14 November 2020 11:42
Henry Drummond. Foto National Portrait Gallery London
Henry Drummond. Foto National Portrait Gallery London

Drummond (1786-1860) maakte de kapitein opmerkzaam op een rimpeling van het zeewater. Was dit geen voorteken van een naderende storm, met de kracht van Euroklydon uit de tijd van Paulus? De kapitein wendde het roer en zeilde in de richting van Genua. Daar hoorde Drummond van een geestelijk reveil in Genève en hij besloot naar de stad van Calvijn te gaan. Hij zag in deze plotselinge wending de hand van God.

Dit jaar is het anderhalve eeuw geleden dat Henry Drummond overleed.

Drummonds wieg stond in Alresford in Hampshire, waar hij in 1786 werd geboren. Zijn vader stierf toen hij acht jaar oud was; zijn moeder hertrouwde en vertrok zonder hem naar India. Zijn grootvader, Lord Melville, ontfermde zich over de jongen en bracht hem in aanraking met eerste minister William Pitt, die veel met hem op had.

Na zijn studietijd in Oxford maakte Drummond in 1807 een reis naar Rusland. Daarop trouwde hij met Lady Henrietta Hay, waardoor hij nog meer ingang kreeg in adellijke kringen. Drummond werd evenals zijn vader bankier en kwam in 1810 in het Lagerhuis. Twee jaar later gaf hij wegens zijn zwakke gezondheid zijn lidmaatschap op en hij deed er alles aan om zich te wijden aan „de ijdele vermaken van het leven.”

Een geestelijke crisis echter maakte een einde aan deze levensstijl. Het gesprek tussen Christus en de rijke jongeling raakte Drummond tot in het diepst van zijn hart. Hij verkocht het ouderlijke landgoed en brak met wereldse vermaken en het jagen naar geld en goed.

In Genève ontmoette Drummond de Schotse lekenprediker Robert Haldane. Mede door diens lezingen over de Romeinenbrief was hier een krachtige opwekking begonnen. Maar juist toen Drummond hem bezocht en vertelde over „de diepe dingen van God”, maakte Haldane aanstalten om de stad te verlaten om in Frankrijk een nieuw werkterrein te beginnen. Was de jonge bankier geroepen om hem op te volgen? In ieder geval zag Haldane in zijn komst de hand van Gods voorzienigheid. De nieuwe „Eliza” was echter niet tevreden met het getuigenis van Robert Haldane, die zijn mantel aan hem zocht over te dragen.

Drummond ging minder tactvol te werk. Op onbarmhartige wijze viel hij de geestelijkheid van de stad aan. Hij mengde het vuur van de eerste liefde van zijn bekering met ondoordachte beslissingen waarvan hij de consequenties niet overzag.

Wel kwam Drummond bij de gelovigen in Genève over als een man die de uitbreiding van Gods Koninkrijk op het oog had. In gesprekken sprak hij over „de verborgen vereniging van Christus met de kerk en de heerlijke gevolgen daarvan”, dus de wedergeboorte in engere zin. Hij bleek echter weinig oog te hebben over de breedte van de Bijbelse heiliging, die zich ook kenmerkt door zachtmoedigheid en nederigheid. Hij vertoonde meer vuur dan liefde. In de broederlijke omgang was hij wel beminnelijk, maar met andersdenkenden ging hij onverdraagzaam om. Tevergeefs maande César Malan hem tot kalmte en matiging in zijn houding tegenover de officiële kerk.

Drummonds kritiek op de heersende theologie was vlijmscherp. Het college van predikanten, dat al een tijd lang kritiek van de orthodoxen had moeten verdragen, werd nu „met schorpioenen gekastijd”, om de woorden van zijn naamgenoot Andrew L. Drummond te gebruiken. Hij noemde de predikanten ketters en bespotters van de Naam van Christus. Het consistorie sloeg alarm en zond een afvaardiging naar het luxe hotel van Secheron, waar Drummond verblijf hield. Dit gesprek maakte de verwijdering nog groter. Drummond haalde zich nog meer woede op de hals toen hij voor eigen rekening een nieuwe Bijbelvertaling wilde laten drukken, als tegenhanger van de „sociniaanse” vertaling.

Terwijl Haldane en anderen een afscheiding wilden voorkomen, was de breuk met de kerk nu onvermijdelijk. In zijn nieuwe onderkomen bediende César Malan drie maanden na het vertrek van Haldane voor de eerste keer buiten de kerk het avondmaal.

De ongedurige Drummond bleef niet lang in Genève. Hij trok zich terug op een nieuw landgoed, dat hij in 1819 kocht. Het was Albury Park in Surrey, in het zuiden van Engeland. Hier kwam hij voor nieuwe uitdagingen te staan. Drummond kwam in 1824 in aanraking met de omstreden Schotse predikant Edward Irving (1792-1834), die faam maakte met zijn uitleg over onvervulde profetieën. De eerste ontmoeting met de bankier was voor Irving niet zo positief. Hij oordeelde dat Drummonds woorden „meer scherp dan geestelijk” waren. Maar toen hij hem beter leerde kennen, veranderde de aarzeling in achting.

Drummond stelde zijn prachtige landhuis in Albury open voor een besloten conferentie om over profetische vragen te discussiëren. Zo trokken ongeveer twintig mannen zich zes dagen terug onder zijn dak. Irving oordeelde over dit samenzijn „dat geen raad heeft bestaan, vanaf de eerste keer dat hij in Jeruzalem bijeenkwam, die meer geregeerd, geleid was door de geest van heilige gemeenschap.” Deze profetische samenkomsten, die soms meer dan veertig deelnemers uit verschillende kerken telden, werden tot 1830 jaarlijks herhaald.

Irving was inmiddels een populaire prediker geworden, die ook in Edinburgh lezingen hield over de profetieën. Ook de bekende Robert Murray M’Cheyne en de gebroeders Bonar woonden de bijeenkomsten bij. Ook de laatsten werden geheel ingewonnen voor de prechiliastische visie van Irving.

Drummond voelde zich door Irving aangesproken, ook door de charismatische ideeën die in het zuiden van Schotland en in diens kerk aan Regent Square in Londen in praktijk werden gebracht. Beiden wilden glossolalie (tongentaal) beoefenen en als zodanig waren zij voorlopers van de pinksterbeweging die in het begin van de twintigste eeuw ontstond.

Toen Irving vanwege deze opvattingen en enkele dwalingen door zijn kerk werd veroordeeld en zich afscheidde, besloot hij samen met Drummond een nieuwe kerk te stichten. Hij noemde deze de Catholic Apostolic Church. Ze wilden terugkeren naar de tijd van de apostelen, ruimte geven aan geestesgaven en ook het ambt van apostel herstellen. Tijdens een bijeenkomst in Irvings huis in Londen werd een zekere Cardale tot apostel benoemd, die op zijn beurt Drummond tot tweede apostel aanstelde. Dit laatste gebeurde op het landgoed in Albury, waar regelmatig gebedssamenkomsten werden gehouden. De nieuwe beweging kenmerkte zich door extatische uitingen en profetische uitspraken.

Irvings overlijden in 1834, op de leeftijd van nog maar 42 jaar, betekende een zware slag voor de beweging, die steeds meer sektarische vormen begon aan te nemen. In juni 1836 sprak Drummond een profetie uit om de traditionele kerken te verlaten en met elkaar de twaalf stammen te vormen die het profetische getuigenis moesten verbreiden. Drummonds energie bleef onuitputtelijk. Zijn werkterrein omvatte heel West-Europa en waar hij ook maar de gelegenheid vond, probeerde hij zijn opvattingen te verdedigen.

Drummond overleed in februari 1860 in Albury, waar hij in de door hem gestichte en nu niet meer gebruikte apostolische kerk zijn laatste rustplaats vond.


Albury Park

Albury Park Mansion, gelegen in een schitterend park, is een van de belangrijkste landhuizen in Surrey. Toen Drummond het huis in 1819 kocht, liet hij het ingrijpend veranderen. Niet alleen geestverwanten bezochten hem daar, ook belangrijke politici als Lord Shaftesbury en Lord Palmerston. Na Drummonds dood kwam het landgoed in handen van de familie Percy. Nog steeds is het particulier bezit.

De Catholic Apostolic Church, die in 1840 werd gebouwd, maakt een wat verlaten indruk. Het gebouw wordt sinds 1950 niet meer voor de eredienst gebruikt en is opengesteld voor het publiek. Een bezienswaardigheid is de graftombe in klassieke stijl van Drummond, zijn vrouw en hun vier kinderen.


Tongentaal in Londen

W. M. Hetherington, een Schotse presbyteriaanse predikant, schreef: „In de winter van 1832-33 was ik rond de Kerst weer veertien dagen in Londen. Irving hield toen zijn samenkomsten in Newman Street en daar ik in de buurt verblijf hield, besloot ik de bijeenkomsten bij te wonen die elke morgen om zes uur werden gehouden. Er werd gezegd dat buitengewone openbaringen daar veelvuldig voorkwamen. De eerste ochtend dat ik daar was, gebeurde er niets bijzonders. Ik ging er weer heen, maar buiten de gewone eredienst gebeurde er tijdens de gebedssamenkomst niets opzienbarends. Toch besloot ik nog een keer te gaan. Die morgen was Irving zelf niet aanwezig maar werd de dienst geleid door Nicholas Armstrong, die zich kort daarvoor bij Irving had aangesloten. Er werd een psalm gezongen. Armstrong deed een gebed en ging zitten bij een pilaar die op een altaar of voetstuk leek, waarop een grote Bijbel lag. Hij begon te lezen, totdat er een luide, langgerekte, klaaglijke schreeuw door de zaal klonk. Hij hield op, deed zijn arm (…) omhoog en bedekte met een langzaam, plechtig, ontwijkend gebaar zijn gezicht, waarbij hij ging leunen op de Bijbel en het voetstuk. (…) Toen dit tot drie keer toe gebeurde, begon zij [een vrouw die vooraan zat en de kreten slaakte] haar stem te veranderen. Dit moest dan vermoedelijk de „ongewone tongentaal” zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer