Gratis muziek in het Muziekgebouw
Een dagje Amsterdam verveelt nooit. Mensen observeren bij het Centraal Station, slenteren langs de grachten of kunst opsnuiven in een museum, er is aanbod genoeg. Op het gebied van klassieke muziek heeft de hoofdstad een naam hoog te houden. Het Concertgebouw is al jaren ’s werelds best bezochte concertzaal met een klassieke programmering. De bezoekersaantallen schommelen tussen de 800.000 en de 850.000 mensen per jaar. Naast deze muziektempel zijn er natuurlijk nog andere gebouwen waar musici aan de weg timmeren. Het Orgelpark en het Muziekgebouw aan ’t IJ bijvoorbeeld.
Laatstgenoemde concertzaal grenst aan het IJ in Amsterdam-Oost en ligt op tien minuten lopen van Amsterdam Centraal. Eigentijdse werken vormen een belangrijk onderdeel van de programmering, maar er klinkt ook Bach en Mozart langs het water. Op acht dinsdagen trakteert jeugdig talent het publiek op een uur lang muziek. Deze gratis toegankelijke lunchconcerten duren van half een tot half twee. De organisatie berust bij het Muziekgebouw, het Conservatorium van Amsterdam en het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Een maand voorafgaand aan een concert is het programma te vinden op www.muziekgebouw.nl.
Cecilia Bernardini (viool), Michael Hesselink (klarinet) en Mirsa Adami (piano) verzorgen op 21 september de afstrap van de serie. Ze spelen Trio voor viool, klarinet en piano van Aram Katchaturian, de vioolsonate van Claude Debussy en Contrasten van Béla Bartók.
Katchaturian (1903-1978) was een Russische componist van Armeense afkomst. Hij geldt –samen met Sergej Prokofjev en Dmitri Sjostakovitsj– als één van de populairste componisten uit de Sovjettijd. Katchaturian verloochende zijn afkomst niet door elementen uit de Armeense volksmuziek in zijn muziek te verwerken. Als kenmerken voor zijn composities worden de kleurrijke orkestratie en de karakteristieke ritmiek genoemd.
De vioolsonate is het laatste werk dat Debussy (1862-1918) componeerde. Het stuk werd in 1917 voltooid. In de periode dat Bartók (1881-1945) Contrasten componeerde (1938) bereikte hij in zijn werken soms een fraai evenwicht tussen motorische gedrevenheid en vormbesef. Het in kaart brengen, bestuderen en uitgeven van Oost-Europese volksmuziek was een belangrijk deel van het levenswerk van de Hongaarse componist.