Vertegenwoordigers van de vereniging ‘Moeders van Srebrenica’ stonden hem niet toe om eer te betonen aan de duizenden doden uit de vroegere enclave Srebrenica, die in Potocari begraven liggen.

Nadat het Bosnisch-Servische leger Srebrenica in juli 1995 had ingenomen, werden ongeveer achtduizend moslimmannen vermist. Aangenomen wordt dat velen van hen zijn doodgeschoten. De in Srebrenica gelegerde Nederlandse Unprofor-soldaten van Dutchbat konden het bloedbad niet voorkomen.

Morillon werd in maart 1993 tijdens een bezoek aan Srebrenica feitelijk gegijzeld door de inwoners van het stadje, die protesteerden tegen de belegering door het Bosnisch-Servische leger. Om zich uit zijn benarde situatie te redden verklaarde de Unprofor-commandant staande op een pantserwagen op eigen gezag Srebrenica tot door de VN beschermde enclave.

De ‘Moeders van Srebrenica’ houden de VN en dus ook voormalig VN-generaal Morillon verantwoordelijk voor het bloedbad na de inname door het Bosnisch-Servische leger. „In ons herdenkingscentrum hebben degenen die verantwoordelijk zijn voor genocide niets te zoeken en Morillon is een van hen”, aldus voorzitter Hatidza Mehmedovic van de vereniging.

De moeders proberen al jarenlang schadevergoeding te krijgen van de Nederlandse regering, tot nu toe zonder succes. Een maand geleden hebben andere nabestaanden bij het Openbaar Ministerie in Arnhem aangifte van genocide en oorlogsmisdaden gedaan tegen voormalig Dutchbat-commandant Ton Karremans, zijn plaatsvervanger Rob Franken en adjudant Berend Oostveen.