Huizenstrijd rond ”graf van Simon de rechtvaardige”
JERUZALEM – Mariam al-Ghawi zit in de schaduw van een boom tegenover het huis waar ze uit moest. Op de plaats waar ze eens haar wasgoed hing, staat nu een grote chanoekakandelaar. Ze vertelt dat er zeven Palestijnse gezinnen in haar huis en in de aangrenzende huizen woonden, met in totaal 35 personen. Naast haar bevindt zich een van de buren en een blonde Britse activist met een zwart-witte kaffiya om zijn hals, om zijn solidariteit te betuigen.
Al jarenlang speelt in de wijk Sjeik Jarrah in Jeruzalem een juridisch conflict over het gebruik van land. Volgens sommige Joodse bronnen bevond zich in dit gebied het graf van Shimon HaTzadik (Simon de Rechtvaardige). Hij was een Joodse hogepriester uit de vierde eeuw voor Chr., die Alexander de Grote (356 tot 323 voor Chr.) ervan zou hebben overtuigd de Tweede Tempel niet te verwoesten.
Joden kochten in de negentiende eeuw een stuk grond bij het graf, waar ze huizen op bouwden. Volgens de Israëlische organisatie Ir Amim, die zich inspant voor een oplossing voor Jeruzalem waar zowel Israëli’s als Palestijnen zich in kunnen vinden, viel de Joodse gemeenschap uit elkaar in de jaren twintig en dertig in de vorige eeuw en in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948. Dit deel van Jeruzalem werd in 1948 door de Jordaniërs ingenomen.
In 1956 plaatsten de Jordaanse regering en de UNRWA (de VN-instantie die zich bezighoudt met Palestijnse vluchtelingen) 28 vluchtelingen in huizen in de buurt van het graf. In ruil daarvoor gaven ze hun vluchtelingenstatus op en betaalden ze een symbolische huur. In 1967 werd dit deel van Jeruzalem door de Israëli’s veroverd.
In 1972 kregen de gezinnen te horen dat ze huur moesten betalen aan het Sefardische Gemeenschapscomité en aan het Knesset Israël Comité, die een eigendomsclaim op de huizen hadden gelegd. Op grond van 19e-eeuwse documenten probeerden deze twee organisaties het land te registreren bij de Israëlische landregistratiedienst.
De meeste Palestijnen weigerden te betalen. Amal al-Kasem, bewoonster van Sjeik Jarrah en lid van het ‘verdedigingscomité’, vertelt dat de Palestijnse gezinnen in 1972 een advocaat in de hand namen. Deze sloot zonder medeweten van de gezinnen een contract met de twee organisaties. De overeenkomst bepaalde dat de Palestijnse bewoners als beschermde huurders ‘sleutelgeld’ moesten betalen. Het bedrag liep volgens haar behoorlijk op, omdat ze ook moesten betalen over de voorgaande jaren. De meeste Palestijnse gezinnen verwierpen de deal. In 2002 belandden de eerste gezinnen op straat.
Een deel van het huis van de 87-jarige Rifka al-Kurd, dat zonder bouwvergunning is gebouwd, is inmiddels door Joden overgenomen. De hoogbejaarde dame vertelt naast het tentje dat in de tuin staat dat er een rechtszaak loopt over het andere deel, waar ze nu nog woont.
Volgens Ahmad Rwaidy, verantwoordelijk voor Oost-Jeruzalemzaken namens de Palestijnse Autoriteit, heeft geen Israëlische archeoloog ooit kunnen bewijzen dat Shimon HaTzadik hier begraven ligt. Hij vertelt dat er momenteel vijf gevallen van dreigende huisuitzettingen bij het hof dienen. De functionaris heeft weinig hoop een op goede afloop.
Xavier Abu Eid, een communicatie-adviseur van de eenheid voor onderhandelingen van de PLO, zegt: „Joodse organisaties kunnen hier land claimen, maar wij hebben duizenden claims in West-Jeruzalem, in wijken als Ein Kerem en Katamon.” Arabieren hebben daar in de oorlog van 1948 hun huizen verloren. Hij wijst erop dat Palestijnen niet voor verdeling van Jeruzalem zijn, maar wel voor een gezamenlijk bestuurde stad, met Israëlische soevereiniteit in West-Jeruzalem en Palestijnse in Oost-Jeruzalem. De oplossing die hij ziet is een tweestatenoplossing.
Voorstander van een eenstatenoplossing is de Joodse kolonist Arye King. Palestijnen moeten volgens King het Jordaanse staatsburgerschap krijgen. „Vrede wordt niet bereikt door het land te verdelen. Er is geen plaats op de wereld waar dat goed is gegaan. Jeruzalem is deel van ons lichaam. Wie Jeruzalem wegsnijdt, doodt de Joodse natie. Joden zonder Jeruzalem zijn geen Joden.”