Met het oog op de gehele gemeente
Vanuit zijn studeerkamer, op de eerste verdieping in de pastorie van Heteren, kijkt hij uit op de nu groengezoomde en zonovergoten Nederrijn, die als een zilveren lint ons land doormidden snijdt. Ds. W. van den Brink is woensdag 25 jaar hervormd predikant. Wat betekent het predikantschap voor hem? Hij denkt even na, kennelijk beducht voor al te vrome, holle woorden: „Dienend bezig zijn voor de gehele gemeente, jong en oud.”
Ds. Van den Brink is een kwarteeuw predikant. Daarachter schuilt het verhaal van een wonderlijke omweg naar het ambt van een Veenendaalse timmerman die zich bonder, hervormd-gereformeerd weet. Hij is een dienaar van het Woord in gemeenten die zich op het grensvlak van de Gereformeerde Bond en de Confessionele Vereniging bevinden. Maar mailen doet hij uitsluitend via RDNet: „Uit principe.” Niet verwachte combinaties tref je veelvuldig aan bij deze predikant, die tevens consulent van het vacante Randwijk is.
Het curriculum vitae, de levensloop, van de in 1942 in Veenendaal geboren Willem van den Brink is wellicht nog veelkleuriger dan Jozefs rok. Hij volgde twee jaar lagere technische school, avondstudies, was acht jaar timmerman in de bouw, leraar bouwkunde aan de lts te Weesp en de mts in Hilversum. Verder voltooide hij avondcursussen vmto en ulno en haalde hij nijverheidsakten, een pedagogisch diploma en een applicatiecursus bouwkunde tweedegraads.
Het theologische curriculum, dat gedeeltelijk parallel loopt aan zijn ’wereldlijke’ carrière’, bevat aantekeningen als ”testimonium catecheet, Zeist”, ”colloqium hulpprediker” en de ”cursus IZB”.
Ds. Van den Brink beheerst het Grieks, het Latijn noch het Hebreeuws, omdat hij buiten de universiteit om toch gerechtigd werd de toga te dragen. Synodelid is hij omdat daarvoor in zijn classis weinig animo was. Hij is principieel tegen Samen op Weg en voorziet scheuring als de huidige fusievoorstellen worden doorgezet. Hij zal ook vanuit die overtuiging stemmen, „maar ik zal geen stappen ondernemen om de wellicht gefuseerde kerk te verlaten, omdat ik me nu en straks geroepen én gedragen weet door de Heere op de plek waar ik nu sta.”
De kerkelijke loopbaan van de predikant met zijn markante uitstraling, witgrijze baard en dito haardos, is een heel diverse. In 1977 wordt hij naast zijn baan als docent parttime hulpprediker te Rumpt. In die periode besluit de hervormde synode om hulppredikers de mogelijkheid te bieden via een overgangsbepaling, het bekende artikel 277 E, predikant te worden. Binnen zes weken volgt de bevestiging als parttime predikant. „Vier maanden daarvoor was ik als hulpprediker bevestigd, dus hebben we er verder geen bekendheid aan gegeven.”
In 1982 volgt hij de roeping naar het noorden van het land: Twijzelerheide. Hij maakt er kennis met de bonte diversiteit van het kerkelijk leven daar. Ds. J. Kot van Valburg bevestigt hem in 1991 in Heteren. Op de vraag of hij wellicht gewoon tot zijn 65e doorgaat, reageert hij met enige verbazing: „Welnee, volgend jaar hoop ik vervroegd uit te treden. Kijk eens naar die lijst met kandidaten die al jaren geen beroep krijgen. En ik kan toch gewoon blijven preken.”
Als hij zijn colbert aantrekt voor de foto, wijst hij op een CNV-speldje op de linkerrever. Daarmee wordt zijn sociale bewogenheid -ook naar kandidaten zonder beroep- duidelijk: „Goud, omdat ik veertig jaar lid van die vakbond was.”
Over roeping tot het ambt is hij duidelijk. Hij wuift alle mogelijke verhalen over een krachtdadige roeping weg: „Vooral achteraf zie je in je leven de weg die de Heere gaat. Hij begiftigde mij met verstand en doorzettingsvermogen om twintig jaar lang naast mijn werk te studeren. Hij gaf mij een vrouw die mij daarin steunde. Toen we verkering kregen, zou ze timmermansvrouw worden. Op haar huwelijksdag werd ze de echtgenote van een leraar aan een middelbare school. Rond ons twaalfenhalfjarig huwelijk deelde ze de pastorie met mij. Een mens staat verwonderd over Gods leiding in het leven.”
In de Veenendaalse periode, toen hij nog timmerman was, woonde zijn vrouw vlak bij ds. A. Vroegindeweij, en tevens in de buurt van de eveneens via de overgangsbepaling predikant geworden J. D. Heikamp. Vooral de catechese van deze Vroegindeweij sprak hem aan.
Aan anekdotes bij de dominee van Heteren geen gebrek. Bij een van de kerkelijke examens zat dr. K. Blei, die later secretaris-generaal van de hervormde synode werd. „We moesten onder andere de gereformeerde belijdenisgeschriften bestuderen. Dr. Blei zei: „Nou, daar vraag ik een bonder niks over, want dat weten jullie beter dan ik.” Daarop voelde hij me aan de tand over de theologie van de rooms-katholieke dissident Hans Küng.”
Zijn diep overtuigd hervormdzijn bleek in Weesp. Hij kwam daar als docent en sloot zich aan bij de hervormde gemeente. „Ik kerkte daar één keer en ging de tweede dienst naar bijvoorbeeld Bussum.”
In deze bepaald niet-bondse gemeente werd hij leider van de zondagsschool, clubleider, voorzitter van de jeugdvereniging, secretaris van de afdeling van de Gereformeerde Bond, schoolbestuurslid, ouderling en catecheet.
De gemeenten die hij diende, inclusief zijn huidige parochie, omschrijft hij als niet uitgesproken bonds of confessioneel. „De meeste gemeenteleden weten niet eens wat de Bond is of doet.”
In Rumpt bloeide het kerkelijk leven op, maar de gemeente is nu vergrijsd omdat de jeugd naar buiten het dorp uitwaaierde. In Twijzelerheide volgde hij ds. H. de Leede op, „toen nog een degelijke bonder, maar nu opgeschoven naar het midden van de kerk.”
Ds. Van den Brink typeert desgevraagd zijn preken. „Ik probeer gezien de ligging van de gemeente zowel nodigend als waarschuwend te zijn. Ik bespeur trouwens een ontwikkeling bij een aantal bondspredikanten die mij verontrust. Steeds vaker mis ik bij sommigen verootmoediging, schuldbelijdenis. Laten we toch vasthouden aan de trits ellende, verlossing en dankbaarheid. Laten we toch niet zo preken dat het lijkt alsof elk gemeentelid behouden is.”
Vijfentwintig jaar predikant. Wat valt, terugkijkend, vooral op? Zijn spontane, maar ook ingetogen reactie: „Dat er een strijd is met jezelf, een constant gevecht met je eigen boze hart; dat ontdek je meer en meer. Het kwaad zit binnen in mij. Daar komen we hier beneden nooit bovenuit.”
Dan lichten zijn ogen op: „We mogen wel uitzien naar de volmaakte heerlijkheid. En, de Heere gaat door met Zijn werk hoor, ook zonder mij.”