Waakzaamheid nodig in reformatorisch onderwijs”
„Laat het reformatorisch onderwijs toch een zaak blijven van bidden en smeken om de werking van Gods Geest in de harten van kinderen en jongeren.” Die wens uitte ds. M. Golverdingen zaterdag toen hij na 22 jaar afscheid nam als voorzitter van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS).
De predikant, die een bundel lezingen als „afscheidscadeautje” presenteerde, werd benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. „Bij het aanvaarden van deze onderscheiding wil ik God erkennen, Die mijn leven heeft geleid en liefde tot de kring en het onderwijs heeft gegeven”, zei ds. Golverdingen. Tweede voorzitter ds. W. J. Karels wenste hem „bovenal de onderscheiding van de Koning der koningen” toe en liet de scheidende voorzitter en burgemeester J. Rijsdijk, die de versierselen opspelde, het zesde vers van de Morgenzang toezingen.
De plaats van ds. Golverdingen in het bestuur wordt ingenomen door ds. P. Mulder. J. Boers, die eveneens na 22 jaar afscheid nam als bestuurslid, wordt opgevolgd door zijn zoon ing. D. Boers.
D. L. Aangeenbrug van uitgeverij Groen overhandigde ds. Golverdingen het eerste exemplaar van het boekje ”Inspirerend onderwijs”. Volgens de auteur is het „bedoeld om het oude ideaal van de vreze des Heeren in de schoolpraktijk levend te houden. Als het geheim van de verborgen omgang met God ons zou ontvallen, bestaat onze kring niet lang meer.”
In zijn openingswoord wees ds. Golverdingen op de ontwikkelingen in de achterliggende 22 jaar. Het leerlingenaantal in het reformatorisch onderwijs groeide van ruim 28.000 naar ruim 59.000, het aantal personeelsleden van de VGS van 3 naar 28, het aantal VGS-basisscholen van 102 tot 151, het aantal scholengemeenschappen van drie tot zeven, er kwamen meerdere mbo-scholen (die fuseerden tot Hoornbeeckcollege) en er werden negen scholen voor speciaal onderwijs opgericht. „Veel werd ons toevertrouwd. Waakzaamheid blijft geboden. Een praktisch materialisme dreigt onze geestelijke weerbaarheid te ondergraven. Het bioscoopbezoek onder onze jongeren is fors toegenomen, er zijn aanzetten voor een wijziging in de visie op de seksualiteit voor het huwelijk en het afgodische karakter van de wedstrijdsport wordt minder onderkend. Zonder Gods zegen en genade zullen wij de worsteling om het hart van onze jeugd verliezen.”
De Boskoopse predikant wees op de dreigende bemoeienis van de inspectie met het godsdienstonderwijs. „Laten wij in alle openheid ons onderwijs blijven geven. Treedt de tijdgeest tegemoet zonder in het minste toe te geven.”
Bij de introductie van het vak culturele en kunstzinnige vorming (ckv-2) moeten we er oog voor hebben hoe gemakkelijk het postmoderne levensbesef via dit vak het hart van onze jongeren kan veroveren, zei ds. Golverdingen. „Anderzijds biedt dit nieuwe vak grote mogelijkheden om onze jeugd toe te rusten voor het staan in een bijna voluit ontkerstende maatschappij. Daarvoor is echter een eerste vereiste dat onze docenten lesgeven vanuit een levende, bijbelse cultuurvisie. Als ons onderwijs hier faalt, faalt het totaal. Geen moment mag bij invoering van ckv-2 de gedachte van het vreemdelingschap in deze wereld prijs worden gegeven. Geen moment mogen wij onze jongeren overgeven aan de machten van de tijd of overlaten aan eigen impulsen. God beware ons voor alle triomfantelijkheid, zelfbewustheid en cultuuroptimisme.”
Prof. dr. A. M. L. van Wieringen, voorzitter van de Onderwijsraad en hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam, wees in zijn referaat op de economische en sociale verwachtingen die aan het onderwijs gesteld worden. „Nederland wil qua kennis tot de kopgroep van Europa behoren, maar zal meer aandacht moeten besteden aan bijvoorbeeld de bestrijding van de voortijdige schooluitval.”
Het economisch denken in het onderwijs, waarbij ouders en leerlingen als consumenten beschouwd worden, is te beperkt gebleken, zei Van Wieringen. „Scholen hebben een belangrijke taak in een maatschappij waarin de sociale samenhang verbrokkelt. De opvoedkundige taak van de school wordt belangrijker, zeker ook door de toestroom van immigranten. Moeten zij alleen economisch integreren of ook cultureel? En wat ís onze culturele identiteit dan? Het geschiedenisonderwijs heeft meer aandacht nodig; dat is lange tijd verwaarloosd. Zijn de leraren toegerust voor de opvoedende taak die scholen steeds meer krijgen? Dat heeft de aandacht van de lerarenopleidingen nodig.”
Van Wieringen bepleitte „meer gesprek tussen de gemeenschappen in de maatschappij. Misschien kan de reformatorische gemeenschap de islamitische helpen.”
Tweede voorzitter ds. W. J. Karels wees in zijn slotwoord op de bedreigingen voor het reformatorisch onderwijs die uitgaan van ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte: de invloed van de media, de wereldse denkwijze, het materialisme, het leven voor genot. „Maar wat me nog het meest zorgen baart, is de doorvloeiing, de invloed van evangelische kringen in de reformatorische scholen, een optimistische beschouwing van het kind, waarbij volgens sommigen de noodzaak van bekering niet meer genoemd mag worden. Als we op al die ontwikkelingen zien, zeggen we: De rivieren verheffen haar bruisen. Maar de Verbondsgod is geweldiger dan het bruisen van grote wateren. Hij regeert en Zijn Naam zál worden voortgeplant. Dat we de kinderen getrouw zouden blijven wijzen op de noodzaak én de mogelijkheid van bekering.”