Column: Moet er een nieuwe psalmberijming komen?
De Herziene Statenvertaling (HSV) loopt in de voorverkoop goed, bleek vorige week. Er zijn al 30.000 exemplaren verkocht van de verschillende edities die er zullen komen. En dat terwijl nog niemand de complete versie gezien heeft. Het project blijkt breed aan te slaan. Zowel reformatorische en gereformeerde als evangelische christenen zijn blijkbaar verlegen om een herziening, een restauratie van hun oude Bijbelvertaling uit 1637.
Naast een basiseditie volgt er in het voorjaar onder andere ook een Bijbel met psalmen, gezangen en formulieren. Dat lag in de lijn der verwachting: mensen willen immers in de kerk een compleet kerkboek bij zich hebben.
Maar welke psalmen worden achter de HSV afgedrukt? Precies: de Statenberijming van 1773. En dat zijn psalmen die nadrukkelijk aan de Statenvertaling zijn gelieerd. We weten allemaal hoe het gegaan is: de commissie die voor een nieuwe berijming moest zorgen, mocht per psalm kiezen uit een van de drie geselecteerde berijmingen (Hendrik Ghysen, Johannes Eusebius Voet en Laus Deo, Salus Populo). Vervolgens hebben de commissiedominees gewijzigd en geschaafd, totdat de huidige oude berijming ontstond. Bij de aanbieding van het nieuwe psalmboek benadrukt ds. Ahasverus van den Berg „op het allerplechtigst” dat de predikanten „de naaste gelyckvormigheid aan de woorden der h. Dichters, zoo als zy in de Nederlandsche bybelvertaling voorkomen, zonder eenige byzondere verklaring of vertaling van dezelve in aanmerking te nemen (…) in alles hebben onder het oog gehouden.” Die „Nederlandsche bybelvertaling” is natuurlijk de Statenvertaling.
Nu er een nieuwe –natuurlijk: een herziene, maar toch– Bijbelvertaling verschijnt, moet de vraag gesteld worden of je daarbij de berijming van de Psalmen uit de Statenvertaling kunt blijven zingen.
Dat is niet zo’n gekke vraag, blijkt uit de geschiedenis. Als Jacobus Revius in 1640 met zijn psalmberijming komt, begint hij zijn voorrede zo: „Dat de nieuwe oversettinge des Nederduytschen Bybels, met een goede verbeteringe der Psalmen, diemen inde kercke gewoon is te singen, behoorde gevolgt te worden, is het eendrachtich gevoelen van alle verstandige.” Revius is zelf betrokken geweest bij de Statenvertaling van 1637. Maar nu die af is en gebruikt wordt in de kerk, komt het verschil met de psalmberijming die gebruikt wordt duidelijk naar voren. Datheen had immers geen Statenvertaling. Bij zijn overzetting van de Franse psalmen had hij de Deux-Aesbijbel voor ogen. Overigens voegt Revius aan zijn psalmen ook –heel consequent– de catechismus, de formulieren en de gebeden „insgelijcx verbetert na de nieuwe oversettinge des Bybels” toe.
Ook Abraham Trommius spreekt in 1695 op dezelfde manier over de psalmberijming. De Staten-Generaal hebben weliswaar voor kerk en school alle oude Bijbelvertalingen afgeschaft, maar het oude psalmboek van Datheen is nog steeds in ere gebleven. En dat kan eigenlijk niet. Trommius wil voorzichtig te werk gaan, vanwege alle gevoeligheden, maar hij komt toch met zijn ”Sachte Verbetering der Psalm-Rymen Datheni”.
Ook Wilhelmus à Brakel bepleit in 1700 in zijn ”Redelijke Godsdienst” een aanpassing van de berijming aan de Bijbelvertaling: hij wenst „dat een kunstig en godzalig dichter zijn werk er van maakte” om de psalmen van Datheen „beter, en met den grondtekst beter overeenkomende (…) te dichten.”
Wie de Bijbel reviseert of opnieuw vertaalt, kan niet om de vraag heen of de oude psalmen dan nog wel bruikbaar zijn. Het zijn toch geen vrome versjes die helemaal ‘losgezongen’ zijn van de onberijmde psalm? Nu is momenteel het Bijbelboek Psalmen in de HSV nog niet –niet meer– voorhanden. We kunnen dus nog niet beoordelen in hoeverre die vertaling afwijkt van de Statenvertaling. Misschien is het verschil miniem. Maar dan moet toch genoemde vraag onder ogen worden gezien.
Over de bezwaren en consequenties van zo’n eventuele Herziene Statenberijming heb ik het nog maar even niet.