Duizenden militaire jets in de zandbak van Arizona
Op het grootste vliegtuigkerkhof ter wereld staan meer dan 4000 militaire jets in de brandende zon.
Vanuit de lucht is het absoluut een spectaculair gezicht. Daarvoor hoef je niet eens naar Arizona, in het zuidwesten van de Verenigde Staten. De beelden zijn gewoon thuis op de computer te bekijken, via Google Earth. Tik in: Davis Monthan Air Force Base en er valt moeiteloos in te zoomen op de honderden B-52 bommenwerpers, F-16 Fighting Falcons en KC-130 Herculessen. Netjes geparkeerd in de zandbak, soort bij soort.
Zelf op sjouw gaan door het vliegtuigpark is er niet bij. Vanaf een luchtvaartmuseum net naast de basis vertrekt een touringcar met potdichte deuren en airco. Kapitein buiten dienst Chuck Osborn, een voormalig luchtmachtpiloot en oud-gezagvoerder bij de Amerikaanse luchtvaartmaatschappij Delta Airlines, neemt zijn bezoekers mee over het vliegtuigkerkhof, in de volksmond ”boneyard” (knekelhuis) genoemd.
Het immense terrein van de 309e Aerospace Maintenance and Regeneration Group (Amarg) biedt plaats aan 4400 militaire vliegtuigen. Er staan zeventig verschillende typen. Volgens de Amerikaanse luchtmacht hebben de toestellen een nieuwwaarde van 35 miljard dollar (26 miljard euro).
De organisatie is opgericht na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op de basis Davis Monthan bij Tucson in Arizona werden toen ‘tijdelijk’ grote aantallen overtollige B-29’s en C-47’s uit de oorlogsvoorraad opgeslagen. Het begrip tijdelijk was heel ruim, want eigenlijk wist niemand wat er met alle overtollige toestellen moest gebeuren.
De locatie is weloverwogen gekozen. Vliegtuigen kunnen –mits geprepareerd– in een heet en droog woestijnklimaat bijna voor onbeperkte tijd worden opgeslagen. Bovendien is de grond in het zuiden van Arizona keihard, zodat betonnen platforms en parkeerbanen niet nodig zijn. De toestellen staan gewoon in de ‘zandbak’.
In feite is de Boneyard één grote parkeerplaats. Afgedankte toestellen van de Amerikaanse luchtmacht, marine en mariniers wachten op een koper. Als blijkt dat de toestellen onverkoopbaar zijn, worden diverse onderdelen weer als reservedeel voor andere toestellen gebruikt, het zogenaamde kannibaliseren.
In 2009 werden volgens een woordvoerster van Amarg 18.500 onderdelen uit verschillende kisten gehaald en in andere gezet. Waarde: 635 miljoen dollar (467 miljoen euro). Toestellen waar echt niets meer mee te doen valt, worden gesloopt en per metaalsoort verkocht aan de industrie.
Als een vliegtuig in Tucson arriveert, wordt de in het toestel aanwezige brandstof afgetapt op de ‘spoelboerderij’. De leidingen en de brandstoftanks krijgen een spoelbeurt met zogenaamde 1010-olie, vergelijkbaar met naaimachineolie. Dat voorkomt corrosie van binnenuit.
Dan begint het kaalplukken van het toestel. Bewapening, radio’s, schietstoelen. Alles gaat er uit. De kist wordt grondig schoongemaakt en gewassen. Laatste handeling is het aanbrengen van een laag spraylat: een vloeibare kunststof bedoeld om de hitte te temperen. In de zomer kan de temperatuur in de woestijn oplopen tot boven de 45 graden. Spraylat werkt als zonwering en vermindert de hitte met 10 tot 15 graden.
Osborn geeft zijn bezoekers een lesje militaire luchtvaart. „De letter waarmee een militair vliegtuig wordt aangeduid staat voor de functie: A is van aanvalstoestellen, B staat voor bommenwerper, C voor vracht, F voor gevechtsvliegtuig, K voor tanker, O voor observatie, S voor onderzeeërpatrouille, T voor trainer en Y voor onderzoek.”
Behalve toeristen met dikke camera’s trekt de opslagplek Amerikaanse bondgenoten op koopjesjacht. „Marokko en Italië stonden te popelen om een aantal gebruikte F-16’s te kopen”, zegt Osborn. Nederland haalde een Hercules uit de woestijn (zie kader).
De tour geeft een aardige kijk op de ontwikkeling van vliegtuigen. Er zijn modellen die al een halve eeuw meegaan. Zo roemen luchtmachtpiloten nog altijd de C-130 Hercules, de B-52 bommenwerper en het F-15 gevechtsvliegtuig. De B-52 vloog voor het eerst in 1952 en kan volgens Osborn nog wel mee tot 2050, dankzij een slim onderhoudsprogramma. „Natuurlijk zijn de wapens veranderd en is de cockpit in de loop der jaren bijgewerkt.”
Intussen stijgen vier A-10 gevechtsvliegtuigen op van de basis Davis Monthan. Het toestel met de bijnaam Wart hog (wrattenzwijn) maakte begin jaren negentig furore in de eerste Golfoorlog, toen ze tijdens de operatie Desert Storm meer dan duizend Iraakse tanks en pantservoertuigen uitschakelden.
Eigenlijk had de A-10 ook al bij de afdankertjes op de Boneyard moeten staan, weet Osborn. „Maar door bezuinigingen moet de Amerikaanse luchtmacht er zeker tot 2020 mee blijven vliegen.”
Nederlandse aanwinsten
De Koninklijke Luchtmacht kreeg begin vorige maand zijn derde C-130 Hercules transportvliegtuig. Het toestel stond jaren in de woestijn in Arizona. Tot 1991 deed de kist dienst bij de Amerikaanse marine. In 2004 besloot Defensie tot de aanschaf van twee extra C-130’s waarmee het totale aantal Nederlandse Herculessen uiteindelijk op vier komt. Het toestel G-988 werd uit Tucson gehaald en bij Marshall Aerospace in het Britse Cambridge volledig gestript en klaargemaakt voor operationele inzet naar de huidige maatstaven.