Zorg over de dorpsgemeente
APELDOORN – Veel kerkelijke dorpsgemeenten met een Gereformeerde Bondssignatuur zullen het de komende tijd moeilijk krijgen, verwachten drie zojuist afgestudeerde hbo-theologen. Herinvoering van de zogenaamde kandidaatsgemeenten zou een mogelijke oplossing zijn voor de te verwachten problemen.
Jan Domburg, Hilde de Gelder-Starrenburg en Lennart Hoftijzer deden onderzoek naar de toekomstverwachting van kleine dorpsgemeenten. Ze deden dat in het kader van een afstudeerproject voor de opleiding godsdienst pastoraal werk (GPW) aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Het project ”Geroepen in een dorp. Een onderzoek naar de situatie en verwachting van kleine dorpsgemeenten” is verricht in opdracht van de Gereformeerde Bond.
De drie theologen stuurden een vragenlijst naar 131 kleine gemeenten die zich rekenen tot de modaliteit van de Gereformeerde Bond. Daarop kregen ze 71 reacties, die ze verwerkten.
Op dit moment wordt het voortbestaan van 20 procent van deze kleine gemeenten daadwerkelijk bedreigd.
Problemen waar deze gemeenten mee te maken hebben, zijn onder meer financiële onzekerheid rond het in stand houden van de predikantsplaats, vergrijzing, secularisatie, moeite met het vervullen van de ambten en het wegtrekken van jongeren doordat er onvoldoende betaalbare huizen in het dorp zijn.
Afgaande op de resultaten van de enquête verwachten de afgestudeerde theologen dat de problemen over vijf tot tien jaar verergerd zullen zijn. Ze roepen daarom de gemeenten op om proactief te handelen en niet af te wachten tot de situatie zorgelijk wordt.
De geënquêteerden kwamen zelf met voorstellen tot verbetering. De ‘top drie’ daarvan is: herinvoering van de kandidaatsgemeenten, financiële steun, en de mogelijkheid van de bouw van starterswoningen in het dorp.
De onderzoekers steunen het idee tot herinvoering van de kandidaatsgemeente. „Het is aannemelijk te maken dat zowel de kerkelijke dorpsgemeenten als de kandidaten ermee geholpen zijn”, schrijven ze. Ze stellen dat kandidaten tegenwoordig vaak lang moeten wachten op een beroep, mede doordat er geen financiële voordelen meer zijn bij het beroepen van een kandidaat. Daarom kiezen veel gemeenten voor een meer ervaren predikant. De onderzoekers wijzen op het voorstel van dr. H. de Leede en ds. D. M. van de Linde begin dit jaar, die ervoor pleitten dat de landelijke kerk kandidaten in de eerste tijd na hun studie steunt.
De onderzoekers raden dorpsgemeenten aan om een duidelijk beleidsplan op te stellen voor een periode langer dan vijf jaar, zodat de problemen in een vroeg stadium duidelijk worden. „Beleid en belijden kunnen goed samengaan”, vinden zij. Naast het beleidsplan is een werkplan van belang om de concrete stappen in de praktijk te zien.
De drie wijzen in het bijzonder op de positie van de predikant, die in een dorpsgemeente meer onmisbaar lijkt dan in een stad. Ze pleiten ervoor dat de predikant de zelfstandigheid van de gemeente bevordert door kerkenraadsleden en andere gemeenteleden meer verantwoordelijkheid te laten dragen voor bepaalde taken. „Dan kan de predikant zich meer richten op coachen en toerusten van de gemeente door prediking, catechese en pastoraat”, stellen ze. Als voorbeeld noemen ze Nehemia, die de mensen aanspoorde om de muur op te bouwen, maar niet alles zelf deed. Kerkenraadsleden hoeven niet te wachten op ideeën van hun predikant, maar ze kunnen zelf met voorstellen komen, aldus de drie.
De hbo-theologen vinden het opvallend dat de geënquêteerden de kerkelijk werker zo weinig noemen. Zij vinden dat die persoon „als goedkopere en professionele werkkracht gerichte taken van de predikant over kan nemen. Bovendien kan hij een rol spelen bij het coachen en toerusten van kerkenraads- en gemeenteleden met het oog op hun taken in de gemeente.”
De Gereformeerde Bond zou, aldus de onderzoekers, een rol kunnen spelen als het gaat om de herintroductie van de kandidaatsgemeenten op landelijk niveau en bij het informeren en bij elkaar brengen van mensen.
Voor verder onderzoek raden de afgestudeerden aan om dieptestudies naar het kerkelijk leven in het dorp te verrichten. Ze denken daarbij aan bestudering van de geloofsbeleving, de context van een kerkelijke dorpsgemeente en het langetermijnbeleid in dorpen.
Opmerkelijk is dat twee van de afgestudeerden aan de studie voor predikant beginnen. De derde, Hilde de Gelder-Starrenburg, gaat verder voor kerkelijk werker.