„Preek doet wonen in het Woord”
LANGERAK – Wat gebeurt er godsdienstig als kerkgangers naar de preek luisteren? Drs. Theo Pleizier schreef over deze vraag een proefschrift. De preek is een ”huis” waarin mensen geestelijk onderdak vinden en dat hen doet wonen in het Woord.
In zijn dissertatie ”Religious Involvement in Hearing Sermons. A Grounded Theory in Empirical Theology and Homiletics” (uitg. Eburon, Delft), waarop hij vandaag aan de Protestantse Theologische Universiteit in Utrecht promoveerde, doet drs. Pleizer een praktisch-theologisch onderzoek naar de „godsdienstige betrokkenheid van de hoorder op de preek.”
Drs. Pleizier (1975), hervormd predikant in Langerak, voert zijn onderzoek uit aan de hand van de zogeheten ”Grounded Theory”, een richting in de praktische theologie die empirische gegevens op een systematische manier onderzoekt en met elkaar vergelijkt. Staan doorgaans in de praktische theologie allerlei sociaalwetenschappelijke of psychologische analyses centraal, Pleizier laat zien dat zijn benadering vooral theologisch is. „Deze benadering doet recht aan de eigen aard van de theologie, zonder tekort te doen aan wat er feitelijk gebeurt.” Om die reden doet hij een empirisch onderzoek, op basis van gesprekken en interviews.
Pleizier ziet drie fasen in wat hij noemt „de gelovige betrokkenheid op de preek.” Dat is in de eerste plaats de „ontvankelijkheid” van de kant van de hoorder. Pleizier: „Ik bedoel daarmee de plek waar het Woord realiteit wordt in het leven van de gelovige. Dat is meer dan iets subjectiefs. Het verrassende van mijn onderzoek is de ontdekking dat de liturgie een belangrijke rol speelt in het ontvankelijk worden voor het Woord. Dat aspect wordt vaak over het hoofd gezien. Het is de gemeente die God ontmoet. Je gelooft ook met elkaar zoals je ook voor een ander kunt luisteren als iemand iets nodig heeft.”
Het tweede aspect is „het verblijven in de preek.” Drs. Pleizier gebruikt het voorbeeld van een huis waarin de hoorder verblijft en zo God ontmoet. „De hoorder moet het gevoel krijgen: hier is een huis waarin ik woon of zou willen wonen. De preek is veel meer dan kennisoverdracht en waarheid, het is het scheppen van een verbondenheid. De preek is ook niet alleen Bijbeluitleg. De preek mag ook rustig bevestigend zijn. Dat woord klinkt voor velen negatief, maar gelovigen hebben die bevestiging nodig. Mensen beseffen in hun dagelijkse leven dat zij niet altijd diegene zijn die ze moeten zijn. Aan de andere kant moet de preek ook confronterend zijn en aanwijzen wat niet goed is in het leven van de gelovige. In die spanning tussen bevestiging en confrontatie wordt het geloof gevormd.”
De derde fase is wat Pleizier noemt „het actualiseren van het geloof.” „Het gaat erom dat het geloof verwerkelijkt wordt. Het woord ”werken” in de uitdrukking: het geloof wordt gewerkt door de prediking, maakt te veel een scheiding tussen een tijd dat je niet gelooft en een tijd dat je wel gelooft. In de praktijk ligt dat vaak door elkaar. Geloven wil zeggen dat je Christus ontmoet, dat er iets opengaat, dat je ineens ziet. Maar dat wil niet zeggen dat er voor die tijd geen geloof aanwezig was.”
Het werk van de Geest speelt in dit alles zeker een onmisbare rol als het kader waarin de mens tot geloof komt. „Het werk van de Geest is niet geïsoleerd van de situatie van de mens en van het middel van de prediking. In het gebed om de opening van het Woord wordt om de Geest gebeden in de verwachting dat Hij ook aanwezig zal zijn. De Geest is nauw verweven met de verkondiging en het leven van de gemeente.”
Er wordt nogal eens negatief gedaan over een opmerking als ”het was een aardige preek”, constateert Pleizier. „Iemand die dit zegt, kan soms nauwelijks de preek onder woorden brengen. Maar heeft hij daarmee ongelijk? Natuurlijk is het goed om wat over de preek na te vertellen, maar als ik met mijn vrouw een avondje gezellig ga eten, dan gaat het er uiteindelijk de volgende dag niet om wat er precies op het menu stond. Maar je weet wel dat het een goede avond is geweest.”
Drs. Pleizier zegt bij zijn onderzoek als voordeel te hebben dat hij jarenlang hoorder en luisteraar was. „Ik ben predikant, dus ik kom mijzelf tegen in mijn boek. Mijn onderzoek dwingt mij elke keer weer om bij de hoorder in de bank te zitten. Het leert mij het geloof zo te verwoorden en de Schrift zo uit te leggen dat mensen het besef krijgen: zo geloof ik het ook, of: zo wil ik het geloven. Je hebt ook het cliché nodig in de preek, namelijk door onder woorden te brengen wat we als gemeente van Christus geloven. Je hoeft niet steeds iets nieuws te brengen, maar breng nieuwe dingen voort uit oude schatten, en dat is ten diepste het geloof der kerk.”