Muziek

Patrick van der Linden (VII, slot)

Patrick van der Linden uit Ridderkerk is dirigent. De afgelopen weken hield hij voor deze site een weblog bij. Nu de afsluiting.

Patrick van der Linden
2 July 2010 09:38Gewijzigd op 14 November 2020 11:05
Patrick van der Linden. Foto Patrick van der Linden
Patrick van der Linden. Foto Patrick van der Linden

Vandaag mijn laatste aflevering. Ik heb geprobeerd u het een en ander te vertellen over mijn werk als dirigent. Daarnaast ben ik ingegaan op het orgelspel tijdens de eredienst, omdat het begeleiden van de erediensten mijn hart heeft. Ik heb nog veel laten liggen, zoals mijn studies en studietijd aan diverse instellingen en hogescholen, mijn stagelessen die ik heb gegeven aan het conservatorium, of mijn docentschap Koordirectie bij diverse dirigentencursussen. Ik doe het allemaal ontzettend graag, en kennisoverdracht verdiept mijn eigen visie op het vak. Ik zal afsluiten met een korte beschrijving van mijn belangrijkste activiteiten van deze week.

Afgelopen maandagmiddag zat ik op het conservatorium in Rotterdam, waar ik met Patrick van Deurzen de ontwikkeling van het vak muziektheorie heb besproken. Maandagavond was ik uitgenodigd voor het verzorgen van een lezing over ”Zang in de eredienst”. Deze lezing is gehouden in de Ichthuskerk, Ridderkerk-Drievliet, tijdens een gemeenteavond daar.

Op dinsdagavond dirigeerde ik Toonkunst Wageningen. We repeteren momenteel op de Mis in D van Antonin Dvořák en op de Theresienmesse van Joseph Haydn.

Woensdagochtend gaf ik les Orkestdirectie aan een leerling. De lessen Directie duren bij mij meestal twee uur. ’s Avonds heb ik telefonisch vergaderd met een muziekcommissie over de ingediende muziekstukken die uitgegeven gaan worden bij een Zangersbond. De muziekcommissie beoordeelt de ingediende werken.

Gisterenavond, donderdag, heb ik bij Merwe’s Oratoriumvereniging in Dordrecht de wekelijkse repetitie gedirigeerd. We studeren daar het Requiem van Mozart en de grote C-Moll Messe van Mozart in. Vandaag bereid ik me voor op de repetitie van vanavond, waarbij ik met mijn kamerkoor Canticum Amicorum werken uit van onder anderen Palestrina en Sweelinck instudeer.

Morgenochtend heb ik met koor en orkest een repetitie voor Bachs cantate ”Ein feste Burg”, BWV 80, terwijl we morgenmiddag een open repetitie en concert hebben met Sjosjanim in Utrecht.

Jaarlijks dirigeer ik veel concerten in binnenland en soms in het buitenland. Tijdens die concerten zijn veel RD-lezers aanwezig. Ik hoop oprecht dat we elkaar blijven zien en dat we elkaar spreken, in pauzes, na afloop of op een ander tijdstip. Het is verhelderend en verrijkend om ervaringen met elkaar te delen. Op mijn site kunt u de concertdata bekijken.

Mijn grote wens zou het zijn dat we eens een festival kunnen doen, waarbij musici uit onze brede gezindte, van welk pluimage dan ook, samenwerken en samen een fantastisch programma kunnen aanbieden. Het zou een festival kunnen zijn met orkestleden, organisten, pianisten, dirigenten, zangers en vooral luisteraars, ondersteund door het Reformatorisch Dagblad en het bedrijfsleven. Een festival waarin niet in eerste instantie een ‘hokjesgeest’ heerst, maar waarin open naar elkaar wordt gecommuniceerd en waarin gebruik wordt gemaakt van elkaars vaardigheden.

Graag tot ziens!


Patrick van der Linden (VI)

De laatste dagen heb ik me beziggehouden met onder meer het bestuderen van cantate 80 ”Ein feste Burg ist unser Gott” van Johann Sebastian Bach. Wat is het toch een geweldige cantate van een geweldige componist. De man heeft zoveel talenten gekregen van onze Schepper, iedere keer sta ik weer perplex als zijn werk onder de loep genomen wordt.

Met de Stichting Ars Musica voeren we deze cantate uit op 17 september in de Laurenskerk te Rotterdam, waar een feestelijke herdenkingsbijeenkomst is van de Guido de Brès. Deze school, waarvan ik oud-leerling ben, bestaat veertig jaar en heeft allerlei jubileumactiviteiten ontplooid. Wij zijn erg blij dat we zijn uitgenodigd voor dit feest. Het concertkoor wordt begeleid door het eigen orkest. De solisten komen uit het professionele kamerkoor van Ars Musica. In het concertkoor zingen ook enkele leden van het kamerkoor.

Maar die cantate! Ik ben geen begenadigd schrijver en voel me ook absoluut niet in staat uit te leggen welke schoonheden in deze cantate liggen. Het openingsdeel is een magnifieke fuga, gebaseerd op de koraalregels. Bachs originele versie is overigens zonder trompetten en pauken. Wilhelm Friedemann Bach, zijn zoon, heeft later wel drie trompetten en pauken toegevoegd. Wij doen Bachs versie.

Deel 2 is een aria, eveneens gebaseerd op de koraalregels, nu van het tweede couplet, waarbij Bach de basmelodie laat voortspinnen (in het Duits: Fortspinnungsmelodie) rondom de versierde koraalregels. De strijkers van het orkest hebben een unisono tegenmelodie, terwijl het continuo als vierde laag hieronder doorloopt. Of neem het energieke vijfde deel met unisono koor. De energie spat ervan af! Of juist het naar binnen gerichte duet voor alt en tenor, dat ontroerend verstild door een althobo en soloviool (eveneens in duet, eigenlijk dus een dubbel duet) wordt begeleid.

Sjosjanim, mijn symfonieorkest, is op 11 september uitgenodigd op de Monumentendag om te spelen in de Willibrorduskerk in Utrecht. We doen dan de Orgelsymfonie nummer 1 van Alexandre Guilmant. In het voorjaar hebben we dit ook met het duo Eilander uitgevoerd. Morgen heb ik voor mezelf een studiedag ingepland voor Sjosjanim. Ik wil me dan onder meer richten op de serie in het najaar, waar onder andere de Moldau van Smetana wordt gespeeld. Een hele kluif voor het orkest om dit netjes te spelen, maar dat gaat zeker lukken! Het is ook fraai om te zien hoe het vakmanschap van een componist in zo’n werk tot uiting komt. Het hele werk is namelijk te herleiden tot één motief, dat direct in de eerste maat wordt neergezet.

Iedere lezer zal begrijpen dat het maken van een degelijke analyse van een muziekstuk voor een dirigent onmisbaar is. In dit verband heb ik ontzettend veel geleerd van Peter Jan Wagemans en met name Patrick van Deurzen, beiden docenten aan het Rotterdams conservatorium. Bij hen studeer ik hoofdvak Theorie der Muziek. Dit is een studie die vaak wordt gedaan nadat je al een ander hoofdvak (een instrument of zang of directie) hebt gestudeerd. Tijdens iedere vakstudie aan een conservatorium zijn de Algemeen Muziektheoretische Vakken verplicht (Muziekleer, Vormleer/Analyse, Solfège, Harmonieleer, Contrapunt en Muziekgeschiedenis). Bij de studie Hoofdvak Theorie word je opgeleid om deze vakken ook op hoofdvakniveau te kunnen doceren aan een conservatorium. Organist en beiaardier Gijsbert Kok is op dit moment aan het afstuderen op Reger met deze studie.

In Nederland kennen we, in vergelijking met bijvoorbeeld onze oosterburen, niet bijzonder veel muziekfestivals. Maar deze week zijn er wel twee belangrijke festivals gaande: het Festival Oude Muziek in Utrecht en het Gergievfestival in Rotterdam. In de reformatorische gezindte worstelen veel ouders met de muziekkeuze van hun kinderen. Als ik een tip mag geven: bezoek eens een klassiek concert in één van de concertzalen. Klassieke muziek is namelijk een uitstekend alternatief.


Patrick van der Linden (V)

Naast mijn dagelijkse werkzaamheden als dirigent, speel ik op zondag in de eredienst. Een tijdje heb ik af en toe diensten in de Oude of Pelgrimsvaderkerk in Rotterdam-Delfshaven gespeeld (Bätz/Witte), jarenlang ben ik kerkorganist geweest in de gereformeerde gemeente in Ridderkerk-Slikkerveer (Leeflang) en op dit moment bespeel ik het orgel van de Wilhelminakerk in Ridderkerk-Slikkerveer (Huijser).

Het begeleiden tijdens de eredienst is een prachtig iets om te doen. Iedere organist zal proberen in zijn of haar spel aan te sluiten bij de prediking of bij de teksten van de psalmen en/of gezangen. Dat de kerkganger dit vaak anders ervaart, is een feit. Hierover straks meer.

In de gereformeerde gezindte staat het gesproken Woord (de prediking) centraal. Hieraan wordt alles ondergeschikt gemaakt, zelfs tot de Schriftlezing toe. Op zich is deze visie te verklaren, ook vanuit het verleden. Men haalt Luther en Calvijn erbij om deze visie te ondersteunen. Helaas wordt Calvijn wel vaak verkeerd geciteerd of zelfs helemaal niet geciteerd. De heersende visie wordt als waarheid ervaren: „Calvijn had een sobere eredienst; muziek speelde nauwelijks een rol; de kerkmuziek moet stichtelijk zijn; et cetera.”

Laten we allereerst een misverstand uit de wereld helpen, namelijk dat Calvijn kerkmuziek onbelangrijk vond. Dat is absolute onzin. In de eerste plaats is het natuurlijk Calvijn die opdracht gaf de Psalmen te berijmen en vervolgens op muziek te zetten. Hieraan danken wij onze psalmen: het Geneefse Psalter.

In de tweede plaats was Calvijn zelf al begonnen, voor deze berijming, met het berijmen en op muziek zetten van een aantal psalmen. Hij kwam er echter achter dat dit ook een vak was; hij vond zichzelf niet bekwaam.

In de derde plaats heeft Calvijn richtlijnen gegeven voor de componisten van de psalmen. Deze richtlijnen waren onder meer: maak zingbare regels (dus niet te lang), gebruik één lettergreep per noot (dus geen melisme), gebruik lange en korte notenwaarden (hele noten en halve noten) en blijf bij de tekst.

In de vierde plaats gaf Calvijn ook richtlijnen voor de uitvoering van de psalmen. Deze richtlijnen waren bijvoorbeeld: zing strak ritmisch (het is tot eer van God, het moet dus wel goed zijn), zing a capella (een orkest of orgel in de kerk was uit den boze; hierin verschilt Calvijn van Luther), neem een natuurlijk zangtempo (als indicatie: hartslag van de man, de puls is dan tussen 60 en 72). Dit zangtempo vermijdt ook ‘duivelse ademstoplappen’ in de regels.

Ten slotte liet Calvijn zelf ongeveer dertig psalmverzen per dienst zingen. Hij begon bij Psalm 1 en ging zo het psalmboek af. Dit had ook een praktische reden: men moest de psalmen leren. Daarnaast zag Calvijn het zingen als de meest zuivere vorm van het eren van God. Luther is het hiermee eens als hij Augustinus citeert: „Zingen is twee keer bidden.”

Ik heb het idee dat de gemiddelde kerkenraad of kerkganger wat dit betreft met bovenstaande gegevens niet leeft. Dit zorgt voor veel onbegrip, misverstanden, maar ook tot excessen. Ik denk dat het orgel als begeleiding van de kerkmuziek ‘sec’ gezien een noodzakelijk kwaad is, omdat de invoering van het Geneefse Psalter in Nederland geen succes werd met a cappellazang (nieuwe melodieën, onkundige voorzangers, nieuwe teksten, et cetera) in de 16e eeuw. Maar goed: inmiddels is het een traditie geworden, die op zich zeer te waarderen is. Deze traditie sluit niet aan bij de gedachte van de initiator en de schepper van het psalmboek. Het is de vraag of dit erg is. Er zijn veel tradities uit nood ontstaan en uiteindelijk uitgegroeid tot iets wat erg waardevol is.

Tot nu toe heb ik het gehad over een visie van Calvijn. Luther had een andere visie. Ik denk dat de visie van Luther op zich dichter bij de Bijbelse visie ligt wat betreft kerkmuziek. Die discussie gaat echter te ver en vermijd ik in deze weblog.

Wel blijven kernwaarden van kerkmuziek van Calvijn voor mij overeind staan. Kort gezegd komt het erop neer dat gestreefd moet worden naar kwaliteit in de uitvoering. Ik vind het in dit verband onvoorstelbaar dat we in onze kerken vaak onderuitgezakt, met halfdichte monden, op halve inzet, introvert, zingen. Ik zou voorstander zijn van een actief zingende (bijvoorbeeld staand), extraverte gemeente. Dat bevordert namelijk de kwaliteit van de gemeentezang.

Er ligt ook een taak voor de organist. Helaas heeft ongeveer driekwart (optimistisch geschat) van de gemeente een hekel aan het orgel. Hierbij bedoel ik niet dat mensen een oordeel hebben over wat wel of niet mooi is qua muziekstijl, maar gewoon het orgel niet mooi vinden Dit ligt mijns inziens aan in ieder geval vier dingen:

  1. Slechte organisten. Dit is een belangrijke factor. In vele plaatsen ontbreken door allerlei oorzaken geschoolde organisten. Hiermee bedoel ik geenszins een vakorganist, maar gewoon een degelijk spelende organist. Iemand die dus correct kan spelen wat er op papier staat.

  2. A-muzikaal spel. Deze factor is minstens zo belangrijk. Vaak wordt gesproken over smaak, maar het maken van muziek staat voorop. Als een organist kiest voor het spelen van een Sweelinckvariatie, moet dit wel goed gebeuren. Een gemiddelde kerkganger ervaart een dergelijke variatie als ‘gepingel’ of ‘gefriemel’. Ik ben ervan overtuigd dat dit ‘gepingel’ verandert in ‘luisterrijk’ als een organist bijvoorbeeld al zich bewust is van het belang van een doordachte articulatie. De voordracht is dus essentieel.

  3. Lelijke orgels. In vele kerkgebouwen na de Tweede Wereldoorlog zijn orgels geplaatst die niet uitblinken in klankrijkdom, helderheid, intonatie of goed onderhoud. Vele kerkgangers ervaren hierdoor het orgel als scherp, dof, stoffig, hard of wat dan ook.

  4. Slechte registraties. Registeren is een kunst op zich. Het komt nogal eens voor dat een organist bijvoorbeeld Bach speelt op een neobarokorgel, waarbij voor een plenumregistratie wordt gekozen, waarbij het hoofdwerk wordt gekoppeld aan een zwevend bovenwerk of aan extra vulstemmen. Daar komt nog eens bij dat registratie nauw samenhangt met het muzikale spel. Een organist kan kiezen voor een prachtige variatie ”basse de trompette”, waarbij ook wordt gekozen voor een prachtige trompet op het orgel, maar deze variatie verknallen door bijvoorbeeld (het gebrek) aan adem of articulatie.

Als begeleider is het geweldig om mee te maken dat de gemeente reageert op het orgelspel. Er zijn puriteinen die spugen op het ‘gebalk’ van een gemeente als een organist dit voor elkaar krijgt met ‘refo-romantisch’ orgelspel. Ik begrijp de gedachte: als een gemeente door de organist alleen maar wordt aangesproken op een geestelijk sentiment, ontstaat inderdaad vaak lelijke gemeentezang, veroorzaakt door effecten. Maar ik ben persoonlijk een groot liefhebber van actieve, volle, stoere gemeentezang. Dit kan volgens mij alleen maar gestalte krijgen met een vocale begeleiding. Ik nodig iedere organist uit voor zichzelf een lied muzikaal te zingen en dit vervolgens ook zo te spelen. Volgens mij kan het dan niet anders dan dat de basis van begeleiding legato is. Daarom bestaat het volgens mij niet dat er als basis non-legato of ‘placcato’ wordt begeleid. Non-legato is absoluut niet vocaal, helemaal niet wanneer we de oorsprong van de psalmen in ogenschouw nemen (beluister de kerkmuziek van de 16e eeuw). Placcato voldoet volgens mij per definitie niet aan een goede smaak. Dit heeft namelijk niet met smaak te maken: het is ongelijk. En ik kan me niet voorstellen dat men het fraai vindt als een gemeente of een koor ongelijk zingt. Ik begrijp dan ook niet de meerwaarde van een ongelijk ingezet akkoord.

In een volgende weblog wellicht meer over dit onderwerp.


Patrick van der Linden (IV)

In zomervakantietijd zijn mijn dagen vaak prettig rustig gevuld. Ook als ik zomerconcerten heb, ervaar ik bij mezelf altijd een heerlijk ontspannen, relaxed gevoel. De agenda kent weinig vaste afspraken en wat ik aan werk heb liggen, kan ik doen wanneer ik wil. Ik heb dan veel tijd voor mijn gezin en kan me wijden aan mijn minst favoriete, maar helaas noodzakelijke bezigheid: het op orde brengen van mijn administratie…

Gisteren was zo’n dag. Het was de hoogste tijd om mijn muziekstudio eens op te ruimen. Daar ben ik ’s morgens vroeg mee begonnen. Om halfelf moest ik een auditie afnemen. Een sopraan wilde voorzingen als solist om zichzelf voor te stellen. Ze zong fraai in een aria uit de Johannes Passion van Bach, een opera-aria van Mozart en een lied van Gustav Mahler.

Nu we het toch over Mahler hebben: ik zou toch graag zijn muziek willen promoten bij u als lezer. Zijn muziek is van voortreffelijke kwaliteit, ontzettend beeldend en elke noot is raak! Als u het moeilijk vindt om te luisteren, begin dan eens met zijn eerste symfonie, en beluister daarna het eerste deel van zijn tweede symfonie. Dan bent u zeker aangestoken door het energieke Mahlervuur. Dan stel ik voor om naar de vijfde symfonie te gaan. Dit is een symfonie uit zijn tweede scheppingsperiode. Ga hierna eens wat liederen beluisteren van hem. Ik weet zeker dat zijn muziek dicht bij het hart ligt van iedere muziekliefhebber of u nu fan bent van Bach, Guilmant, Vierne of Asma.

Maar goed: de sopraan zong fraai. Daarna ben ik met mijn zoontje naar het zwembad gegaan. Ook daar waren muzikale belevenissen genoeg: de ene na de andere zomerhit werd gedraaid op SkyRadio. Grappig is trouwens om te beluisteren dat in klassieke muziek vaak een opeenvolging is van de IV naar V (vierde trap naar vijfde trap). In popmuziek zie je dit even vaak andersom.

Ik heb zelf in mijn conservatoriumtijd ook een module lichte muziek gevolgd, uit interesse. Lichte muziek, in de volksmond ook wel popmuziek genoemd, is net als klassieke muziek een nogal rekbaar begrip. Er is genoeg muziek die we nu klassieke muziek noemen, maar die in haar eigen tijd lichte muziek was. Ik vermoed dat over een jaar of vijftig de Beatles ook klassieke muziek zijn geworden.

Het verschil is soms moeilijk te duiden. Een verschil zou kunnen zijn dat klassieke muziek kunstmuziek is, terwijl lichte muziek alleen is gericht op het effect en op het makkelijk luisteren. Dit snijdt echter ook niet helemaal hout. Muziek van bands die de tijd hebben overleefd, zoals de Beatles, Dire Straits, U2 en Queen, hebben namelijk wel kwaliteit en zijn helemaal niet gericht op het makkelijk luisteren. Terwijl Telemann of Vivaldi in sommige muzieken niet zozeer gericht waren op kunst, maar op het makkelijk luisteren. Hoewel hierbij wel als aantekening gemaakt moet worden dat bij deze componisten wel altijd het element kunst aanwezig is. Dit uit zich in bijvoorbeeld een onverwachte harmonische wending of een spannend melodisch verloop.

Je hebt echter in de lichte muziek ook ontzettend veel muzieken die werkelijk kant noch wal raken als het gaat om kwaliteit. Die muziek is zeer voorspelbaar en goedkoop. Het overgrote deel van wat ik hoor aan lichte muziek, heeft deze kwalificaties. Harmonisch oninteressant, muzikale lijnen zijn afwezig, het ritme is banaal en het is bovendien vaak slecht uitgevoerd. Het is wel vaak effectvol: het zweept op, mensen raken in vervoering. Wellicht schop ik nu tegen schenen aan, maar deze effecten worden nogal vaak gebruikt door geestelijke voorgangers als argument om niet te luisteren naar popmuziek. Helaas zijn er genoeg organisten, pianisten, koren, dirigenten, of wat dan ook, die in dit opzicht niet voor popmusici onderdoen. Er bestaan ook refohits die eveneens muzikaal volstrekt oninteressant zijn, maar die toch hele volksstammen meevoeren.

Toen ik thuiskwam uit het zwembad heb ik mijn mails beantwoord. Op 25 september heeft Sjosjanim een concert in Middelharnis. Hiervoor moet een bewerking worden gemaakt van een psalm. We hebben gekozen voor Psalm 8. Nu heeft Sjosjanim een enthousiast vioollid (Sjosjanim heeft trouwens alleen maar enthousiaste mensen, maar dat terzijde) die ook componeert: Jaap Molenaar. Jaap gaat Psalm 8 maken voor Sjosjanim. Ik ben erg benieuwd, ik verwacht er veel van!

Patrick van der Linden (III)

Ik heb een aantal leerlingen koordirectie en orkestdirectie. De koordirectieleerlingen komen vaak met hetzelfde ‘probleem’ bij mij: er bestaat weinig geschikte psalmmuziek voor koor. Er zijn wel veel psalmen bewerkt, maar er is niet al te veel goede keus als het gaat om Nederlandstalige psalmen waarin de melodie van het Geneefs Psalter (de psalmmelodie zoals we die kennen) is verwerkt. En er wordt wel verwacht van hun besturen of de kerkenraden van die besturen dat er ook psalmen worden geprogrammeerd.

Daarnaast heb ik ooit een keer een cantate gecomponeerd met de psalmteksten van Ida Gerhardt als onderlegger. Die teksten vond ik zo fraai vertaald vanuit het Hebreeuws, zo muzikaal en poëtisch, dat ik altijd de wens heb gehad om een aantal van die psalmen op muziek te zetten en uit te geven.

Vorig jaar heb ik daarom met mijn goede collega’s Jaap de Wit en Arjen J. A. Uitbeijerse een vergadering gehad. (Voor alle duidelijkheid: er lopen twee mensen rond die deze naam hebben. Arjen en Arjen J. A. Deze Arjen J. A. is onder meer dirigent van vocaal ensemble Marcantus.) Tijdens deze vergadering hebben we het uitbrengen van een Psalmenbundel voor koor besproken. Deze bundel moest uitkomen in 2010. Dit is ook gebeurd: hij is gepresenteerd op 12 juni 2010 in IJsselstein.

Hoe zit de bundel in elkaar? Hij bevat Psalm 1 tot en met 10. Van iedere psalm is de Goudimelversie opgenomen. Claude Goudimel was de eerste componist die zettingen maakte van het toen juist uitgebrachte Geneefs Psalter. Daarnaast is van iedere psalm een compositie gemaakt op de onberijmde vertalingen van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde. We hebben de tien psalmen eerlijk verdeeld onder elkaar. Ik mocht Psalm 2, 7, 8 en 9 componeren op deze teksten. Daarnaast hebben we allen bewerkingen gemaakt van de overgebleven psalmen. Zo heb ik dus bewerkingen gemaakt met de Geneefse melodie als uitgangspunt van Psalm 1, 3, 4, 5, 6 en 10. Op deze wijze ontstond een bundel met 10 Goudimelzettingen, 10 composities en bewerkingen van Jaap de Wit, 10 composities en bewerkingen door Arjen J.A. Uitbeijerse en 10 composities en bewerkingen van mijn hand.

Er is een kwaliteitsopdracht: de bundel moet voldoen aan de regels van de kunst. Dit levert trouwens nogal eens vreemde discussies op in onze gezindte. Het gekke is dat deze discussie helemaal niet speelt bij de grote componisten. Ik wil hier toch even kort op ingaan. Van oudsher was er eerst kunst, daarna regels op basis van die kunst. Met deze regels wordt de kunst vastgelegd. Een voorbeeld: eerst was er eenstemmigheid. Deze eenstemmigheid werd tweestemmig met als kenmerk: parallelle kwinten en parallelle octaven. Tertsen werden als dissonant ervaren en waren verboden. Dat was een regel die ontstond op basis van de natuur en het gehoor. Toen de driestemmigheid werd uitgevonden (rond de 14e eeuw), waren tertsen en sexten wel toegestaan. Het was toen echter niet fraai om in die driestemmigheid parallelle kwinten vol te houden. Het muzikaal gehoor beslist dat en dat werd vervolgens een regel in de Renaissance: geen kwintparallellen, geen octaafparallellen. Voorzichtig deed ook de dissonant zijn intrede: dat is belangrijk! Vanaf Josquin des Prez (begin 16e eeuw) is alles gericht op het beheersen, het onder controle houden van de dissonant. Daar werden regels voor opgesteld, die voortkwamen uit de muziek van die tijd: nooit andersom! Behandeling van de dissonant is een belangrijk item. Zo geeft Mozart (18e eeuw) als opdracht aan zijn leerling Thomas Attwoord mee: schrijf akkoorden met dissonanten en laat die correct oplossen. In de 19e eeuw bestond er nog geen vak compositie zoals we dat nu kennen. Componisten studeerden vooral harmonieleer en contrapunt. Om te componeren moet je weten wat je doet. Je kunt alleen weten wat je doet als je het verleden kent. Om af te wijken van regels der kunst, moet je eerst die regels kennen. Anders wordt het stijlloos of goedkoop, omdat je niet in de gaten heb waarom je iets doet.

Goed: de Psalmenbundel moest voldoen aan de regels van de kunst. Kort gezegd: schrijf in stijl.

Een andere opdracht was: schrijf bewerkingen voor diverse soorten koren: jeugdkoor, meisjeskoor, mannenkoor, gemengd koor. Schrijf enerzijds het ‘eenvoudige lied’ en schrijf anderzijds voor koren die meer uitdaging zoeken.

Eind 2009 moest onze eerste versie klaar zijn. We hebben een bijeenkomst gepland bij mij thuis en de werken aan elkaar voorgespeeld en gezongen. Deze bijeenkomst was erg leuk en spannend: je geeft jezelf bloot aan elkaar. Dat kan alleen met een goede verstandhouding. Soms hebben we elkaar ongezouten de waarheid gezegd als we iets minder succesvol vonden van elkaar. Er volgde een correctiesessie en we hebben een presentatieconcert gepland.

Het presentatieconcert is verzorgd door mijn kamerkoor Canticum Amicorum en Arjens kamerkoor Marcantus. Deze twee koren kleurden bijzonder goed bij elkaar. Van elke psalm hebben we één bewerking gekozen en die is uitgevoerd. Op vrijdag 11 juni hebben we een gezamenlijke repetitie gehad. Op zaterdag 12 juni, de dag van het presentatieconcert, hebben we ’s middags een generale repetitie gehad. We hebben gezongen:

Psalm 1 van Arjen voor dubbelkoor.

Psalm 2 van Patrick voor achtstemmig gemengd koor.

Psalm 3 van Patrick voor mannenkoor en laatste couplet gemengd koor/mannenkoor.

Psalm 4 van Jaap voor vierstemmig gemengd koor.

Psalm 5 van Arjen voor vierstemmig gemengd koor en fluit.

Psalm 6 van Jaap voor vierstemmig gemengd koor.

Psalm 7 van Jaap voor driestemmig gemengd koor en orgel.

Psalm 8 van Patrick voor gemengd koor, orgel en trompet.

Psalm 9 van Arjen voor vierstemmig gemengd koor en orgel.

Psalm 10 van Arjen voor driestemmig meisjeskoor.

Het was een geweldige avond, een muzikale belevenis. Bijzondere dank is verschuldigd aan Eline Bokkers, die het gehele opmaakwerk en het bij elkaar brengen van de muziekbestanden (drie verschillende notatieprogramma’s) heeft verzorgd.


Patrick van der Linden (II)

Vervolg van weblog 1

Het is de volgende dag. In mijn agenda staan drie hoofdactiviteiten voor vandaag gepland. ’s Avonds heb ik een koorrepetitie van mijn kamerkoor, Canticum Amicorum. Die moet worden voorbereid. ’s Ochtends heb ik een repetitie van het Ars Musica Kamerkoor en ’s middags moet ik een compositie afmaken. Die moet de volgende week bij de drukker liggen.

Op het repertoire ’s morgens staat de onder meer ”The Company of Heaven” van Benjamin Britten. Het werk wordt uitgevoerd ter gelegenheid van een jubileum van het Diaconessenziekenhuis Utrecht. Dit ziekenhuis laat een programma uitvoeren met onder meer het Ars Musica kamerkoor, het Nationaal Symfonisch Kamerorkest (NASKA), Dana Zemtsov (altivool) en Caroline Noorlander (piano), het duo Roodhout en Ernst Daniel Smid. Het belooft een geweldig concert te worden met muziek van het allerhoogste niveau.

De repetitie vindt plaats in Utrecht. Vierentwintig professionele zangers of zangers in opleiding zijn voor dit project vastgelegd. Ik vind het geweldig dat dit allemaal kan onder de vlag van Ars Musica.

Ars Musica is sinds drie jaar de nieuwe naam van projectkoor Sine Nomine. In 2003 had ik met Gerben Mourik een keer een gesprek. We kregen allebei nogal wat cd’s en bladmuziek onder handen die koraalgebonden waren maar allemaal bijzonder veel op elkaar leken en bovendien gevuld met nogal wisselende kwaliteiten. Dat is op zich niet zo heel erg, maar het tekent wel de wijze waarop in onze gezindte in zijn algemeenheid wordt aangekeken tegen muziek. Muziek moet namelijk vooral herkenbaar zijn (lees: het moet aanschurken tegen ons gevoel, vooral wat betreft geloofsbeleving). Omdat geloof en muziek op deze wijze met elkaar verstrengeld worden, ontstaan ‘muzieken’ die alleen in onze gezindte voorkomen. Vergelijk de cd’s en de bladmuziek uit onze gezindte eens met de cd’s en bladmuziek buiten onze gezindte. Dat lijkt het alsof we soms volstrekt los zijn van alles wat met kunst te maken heeft.

Dit leidde ertoe dat we een cd gingen maken met koor en orgel. Het koor moest een goed koor zijn dat in een paar repetities op een muzikaal verantwoorde wijze repertoire kon instuderen. Het repertoire was koraalgebonden en herkenbaar. Herkenbaar qua melodie of qua tekst. We hebben de muziek echter wel gezocht in de bestaande muziekliteratuur. De cd-presentatie in 2003 was in Tiel. Deze was dermate succesvol dat we besloten hebben om het projectkoor officieel om te dopen tot een stichting. Een naam was niet voorhanden, vandaar ”Sine Nomine” (Zonder Naam). Onder deze vlag zijn er enorm leuke projecten geweest. Ik denk aan de Schubertiade, een combinatie van schilderkunst en muziekkunst. Caspar Friedrich en Franz Schubert bij elkaar. Geweldig was ook het barokconcert met onder meer het Magnificat van Bach. We hebben ook een mislukte cd-opname gehad. Dat was minder geweldig, we betaalden ons leergeld…

Ik wilde graag de stichting uitbreiden met een koor voor jong talent, een orkest bestaande uit talentvolle musici of vakmusici, waarmee we conservatoriumstudenten een kans konden bieden binnen een christelijk orkest. Een professioneel kamerkoor leek me ook geweldig, om vakmusici een kans te bieden op een podium, die ze vanwege hun identiteit wellicht anders niet zouden krijgen.

De stichting moest worden omgeturnd en zo ontstond Ars Musica, eind 2007. Onder Ars Musica valt nu een Koorschool, een Meisjeskoor, een Concertkoor (voortzetting van Sine Nomine), een professioneel Kamerkoor en een Begeleidingsorkest. Afgelopen jaar hebben we als stichting de Matthäus Passion uitgevoerd, waarbij de Koorschool (dirigent Marjon van der Linden) en een deel van het Meisjeskoor (dirigent Arjen J.A. Uitbeijerse) de soprano in ripienopartij zongen. Het concertkoor zong alle koordelen en de solisten waren afkomstig uit het kamerkoor. Het begeleidingsorkest zorgde voor de begeleiding.

Ik ben ontzettend blij dat we dit hebben binnen onze gezindte, en niet alleen als tegengeluid, maar juist ook om bruggen te bouwen. Ars Musica wordt achter de schermen draaiende gehouden door een gedreven en heel vakkundig bestuur.

Goed: dit naar aanleiding van de repetitie van vanochtend. Het is een goede repetitie, Gerben Budding is repetitor, hij speelt piano. In essentie is het werken met professionals of amateurs hetzelfde. Een goede uitvoering van Britten betekent in ieder geval een geconcentreerd en precies uitgevoerd ritme. De muziek is erg ritmisch, soms ook ritmisch complex. Deze ritmes worden door professionals weliswaar sneller opgepakt dan door amateurs –de denkwijze is ook geheel anders– maar de methodiek is in essentie hetzelfde.

’s Middags componeer ik Psalm 7 voor een Psalmenbundel. Ik besluit mijn oudere versie geheel te verwijderen en weg te gooien. Een aantal maanden geleden begon ik aan deze psalm (Nederlandse vertaling van Ida Gerhardt) en ik schreef een lamentobas, min of meer in stijl van de lamento-aria uit de opera ”Dido and Aeneas” van Henry Purcell. Het bevredigt mij echter in zijn geheel niet. Ik besluit dan ook om helemaal opnieuw te beginnen. Binnen anderhalf uur ben ik klaar. Nu moet ik toegeven dat ik onderweg van Utrecht naar Ridderkerk het concept al klaar had. Het eindresultaat is opgenomen in een Psalmenbundel voor koor.

Ik bereid de repetitie van vanavond voor. We zijn bezig met de voorbereidingen van het presentatieconcert van de Psalmenbundel. Deze presentatie vindt plaats op 12 juni.

De repetitie is geweldig! Canticum Amicorum is een prachtig kamerkoor met veel handige zangers. Ik krijg bijzonder veel zin in het presentatieconcert.


 

Patrick van der Linden (I)

Muzikale belevenissen

Het komt nogal eens voor dat mensen uit mijn omgeving, bijvoorbeeld mensen uit de kerk of uit de familie, aan mij vragen wat ik nu toch voor werk doe. Vaak gaat dat in deze trant: 
“Patrick, wat doe jij voor werk?”
“Ik ben dirigent.”
“Ja, dat weet ik wel, maar wat doe jij als werk dan, gewoon overdag?”
“Dirigeren, studeren, repeteren, noem maar op.”
“Maar waar verdien je dan je geld mee?”
“Met dirigeren.”
Deze gesprekken en varianten hierop komen regelmatig voor. Ik kan me ook voorstellen dat het voor een niet-musicus moeilijk te begrijpen is wat je als dirigent nu doet. Bij bijvoorbeeld een violist of een pianist is dit nog wat makkelijker te vatten: zij hebben regelmatig concerten en moeten veel studeren om op niveau te blijven of te groeien in hun vak. Maar als dirigent? Die doet toch wat voor een koor? Of een orkest? Dat is toch hobby?

Om mijn vak goed te kunnen uitoefenen, maak ik (en met mij vele vakbroeders en -zusters) lange dagen. Ik ben dirigent van drie oratoriumkoren, een kamerkoor en een symfonieorkest. Daarnaast ben ik artistiek leider van de Stichting Ars Musica. Hierop kom ik in een latere blog zeker nog terug. Het daadwerkelijk voor iedereen te begrijpen werk vindt dus vooral ’s avonds plaats: de meeste ensembles repeteren immers ’s avonds. Op zaterdagmiddag repeteert Sjosjanim, het symfonieorkest dat ik dirigeer. En daarnaast zijn er af en toe repetities met professionele ensembles, koren of orkesten, die overdag zijn gepland. Deze kant is voor iedereen goed te begrijpen.

Vandaag (een willekeurige dag in mei) ben ik om zeven uur opgestaan. Na de gebruikelijke ochtendrituelen en het mezelf op de hoogte brengen van het nieuws breng ik mijn zoontje van vier naar school. Ik rijd daarna direct door naar Gorinchem: om negen uur heb ik een afspraak met Agnes van Haaften, mijn manager en tevens zakelijk leider van het Ars Musica kamerkoor. We bespreken mijn werk, opdrachten voor de komende jaren en maken een opzet voor doorselectie binnen het Ars Musica kamerkoor. Om elf uur rijd ik door naar de Muziekbibliotheek in Utrecht. Er start bij leven en welzijn medio 2011 een CD/DVD-traject rondom het Geneefs Psalter. Ik doe onderzoek naar de Psalmen van Claude Goudimel, de eerste toonzetter van de Psalmen. In de bibliotheek aldaar blijken 11 bundels met verzamelde werken te zijn, variërend van de bekende noot-tegen-nootzettingen tot motetten op de Psalmen en wereldlijke chansons.

Ik ga gelijk door in Utrecht, om halftwee heb ik een afspraak met Desiree Staveman, docent muziekgeschiedenis aan het Rotterdams Conservatorium. Met haar heb ik in het kader van mijn Hoofdvakstudie Theorie der Muziek een afspraak. We bespreken de opera Atys van Jean-Baptiste Lully. Er blijkt een prachtige lijn te lopen van Lully naar de Orkestsuites van Johann Sebastian Bach. Deze informatie neem ik mee naar mijn kamerorkest. Het kamerorkest is namelijk bezig met het instuderen van de orkestsuite in H-moll van Bach. Die wordt uitgevoerd in de Koepelkerk Renswoude.

Ik ben om vier uur weer thuis in Ridderkerk. Het is de hoogste tijd om mijn repetitie van vanavond voor te bereiden. Op mijn oratoriumkoor in Dordrecht ben ik bezig met het Requiem van Mozart en de grote Mis in C-moll van dezelfde componist. Iedere keer als ik deze muziek bestudeer, word ik geraakt door de enorme diepe laag achter de noten. Mozart, een in onze gezindte geweldig onderschatte componist, is verre van oppervlakkig en in zijn zojuist genoemde werken komt zijn genialiteit en briljant gevoel voor melodie tot volle wasdom. Ik maak een analyse van het openingsdeel, het Kyrie, uit de mis in C-moll. Met die mis is absoluut niets mis: de melodieën ontspringen als het ware vanzelf. Het fascinerende van zijn melodische rijkdom is dat er geen noot teveel of te weinig wordt gebruikt! Op het conservatorium moesten we als klas vaak een melodie in een bepaalde stijl schrijven om die stijl te leren begrijpen. Onze ‘eigen Mozartmelodieën’ waren altijd, hoe goed gelukt ook, slechts slappe aftreksels.

Om halfzes eet ik, met mijn vrouw en Thijs. Na het eten speel ik met mijn zoontje, ik doe hem in bad en ik leg hem op bed. Op naar de repetitie in Dordrecht. Merwe’s Oratoriumvereniging is een heerlijk en geweldig koor om mee te werken: gemotiveerd, mooie stemmen, uitstekende koorklank en een bijzonder leuke sfeer! We genieten van Mozarts pracht. Rond halfelf ben ik thuis, stel me op de hoogte van het nieuws en ga naar bed. Morgen weer een dag…

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer