Aandacht voor apologetiek te rationeel ingekleurd
De aandacht voor apologetiek in de gereformeerde gezindte is te rationeel gericht. Dat maakt het christelijk geloof te theoretisch en belemmert het gesprek met niet-christenen, vindt ds. M. J. Schuurman.
In deze krant en ook elders is er de laatste tijd veel aandacht voor apologetiek, de verdediging van het christelijk geloof. Dat wijst erop dat bij gewone gelovigen behoefte leeft om het geloof te verdedigen. Of bepaalde opiniemakers vinden dat iedereen dat ook moet kunnen.
Achter die behoefte om het geloof te verdedigen gaan enkele tegenstrijdige ontwikkelingen schuil. Aan de ene kant duidt het op een toenemende emancipatie van de bevindelijk gereformeerden: deze bevolkingsgroep wil zijn stem laten horen in de samenleving. Tegelijkertijd wijst de aandacht voor apologetiek er ook op dat men bij de hand genomen wil worden. We stuiten op de paradox dat men wel iets te vertellen wil hebben, maar niet weet wat men moet zeggen.
Dat ondanks de leerdiensten en de catechese. Voor mij is de aandacht voor apologetiek een aanwijzing voor het falen van de prediking en de catechisatie. Men leest Tim Keller omdat men zelf niet meer weet te verwoorden wat men gelooft en wat daar de consequenties van zijn. Tegen deze achtergrond is het terecht dat er aandacht is voor apologetiek.
Het verdedigen van het geloof kan op verschillende manieren gebeuren. Naar mijn idee wordt de apologetiek binnen de gereformeerde gezindte gekenmerkt door eenzijdigheid: men verdedigt het geloof vooral op rationele of wetenschappelijke gronden. Kijk maar naar de argumenten die gebruikt worden om de betrouwbaarheid van de Bijbel, het Bijbelse scheppingsgeloof, de uniciteit van het christelijk geloof, de opstanding en de hemelvaart van Christus te verdedigen.
Wie apologetiek alleen rationeel invult, gaat ook voorbij aan wijze waarop de Schrift spreekt over het verdedigen van het geloof. Apologetiek wordt vaak gebaseerd op 1 Petrus 3:15: „Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is.” In die tekst gaat het niet om de verdediging van het geloof op een rationele wijze (bijvoorbeeld als dé waarheid). In dit gedeelte gaat het niet om overtuiging door woorden, maar door daden. Daden die degene die niets van God noch geloof weet nieuwsgierig maken. Daden die iets van de existentiële drijfveren, het fundament onder iemands leven laten zien, namelijk de wederkomst van Christus.
Deze eenzijdige rationele benadering werkt volgens mij averechts naar twee kanten toe. Het geloof wordt beperkt tot een theoretisch systeem, zonder dat de betekenis voor het dagelijks leven duidelijk gemaakt wordt. Geloof wordt niet verweven met het dagelijks leven. Uit de verhalen blijkt dat men vaak niet bewust breekt met het geloof, maar dat het geloof van mensen afgegleden is.
Apologetiek moet daarom sterker inzetten op het integreren van het geloof in het levensverhaal. De gereformeerde traditie heeft hiervoor genoeg in huis. Wanneer deze vervlechting van geloof en levensverhaal niet plaatsvindt, past men zich in feite aan deze wereld aan, die het geloof slechts een onderdeel van het leven laat zijn. Wanneer ik alleen de rationele apologetiek had gehad, zou ik wellicht niet meer geloven en zeker geen predikant zijn geworden. Wat mij door geloofscrises heengeholpen heeft, is de Schrift zelf. Vooral de ontdekking dat de Schrift geen openbaring van theoretische waarheden is, maar een existentiële worsteling met de Heere.
Nieuwsgierig
Tegenover buitenstaanders werkt apologetiek zo ook averechts. In de apologetiek wordt vaak gebruikgemaakt van de ontmaskering. Bijvoorbeeld in de discussie rond het gelijkheidsdenken: dan wordt er gezegd dat de toleranten intolerant zijn. Deze methode versterkt de tegenstellingen en leidt gemakkelijk tot nog meer onbegrip en zelfs frustratie.
Men moet het gesprek niet opzoeken om de ander te weerleggen of om de gedachten van de ander te ontmaskeren. Christelijker én spannender is het om oprecht nieuwsgierig te zijn naar de zingeving van iemand die niet of anders gelooft. Het is beter om een D66’er te bevragen op zijn intenties dan hem te beschuldigen van intolerantie. Tenminste, dat is mijn ervaring.
Daarmee krijgen de kerk en het pastoraat een maatschappelijke taak die niet onderschat mag worden: het betrokken meeleven met andersgelovigen, het aanhoren en duiden van hun levensverhaal. Vanuit betrokkenheid in de ontmoeting is de ander dan ook bereid om naar mijn drijfveren en standpunten te luisteren en bereid om na te denken over mijn kritische vragen bij zijn levensfilosofie.
Een collega zegt steeds tegen mij: „Deze tijd vraagt om nieuwe doordenking van de vragen rond de toe-eigening van het heil.” Ik ben het met hem eens. Hoe krijg je deel aan het geloof? Wat betekent het om te geloven? Hoe doe je dat? Hoe breng je het christen-zijn in praktijk? Met welke machten moet ik breken? En in het gesprek met de ander: Op welke manier kan ik mijn geloof inbrengen in een gesprek?
De auteur is predikant van de hervormde gemeenten Ilpendam en Watergang (NH).