„Lewis verloor na verlies van vrouw zijn geloof niet”
UTRECHT – Heeft het lijden zin? Is wat God doet, altijd goed? De Britse apologeet C. S. Lewis gaf op die zo bekende vragen doordachte én doorleefde antwoorden, aldus prof. dr. M. Sarot.
Hij sprak vrijdag in Utrecht, op een door de Stichting Utrechtse Studiedagen belegde bijeenkomst, over ”lijden en kwaad in dit leven”.
Volgens prof. Sarot, bijzonder hoogleraar van het departement godgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht, bestaat er soms een verkeerd beeld van Lewis. In de oorlogsjaren schreef hij het boek ”Het probleem van het lijden”. Dat zou vooral „intellectuele constructies” geven om het lijden te verklaren en zou ongevoelig zijn. Na het overlijden van zijn vrouw zouden die redeneringen dan „als een kaartenhuis” zijn ingestort, samen met zijn geloof in God.
Lewis stelt in ”Het probleem van het lijden” dat het lijden Gods megafoon is om een „dove wereld” op te schudden en dat Hij het gebruikt zoals een beeldhouwer, die aan een beeld beitelt en schaaft om het mooier te maken. Dat betoog vindt prof. Sarot juist „indrukwekkend”, zo zei hij. „Keer op keer beklemtoont Lewis in zijn boek dat hij zelf terugdeinst voor wat hij zegt. Hij zegt het niet omdat hij het leuk vindt, maar omdat hij denkt dat het waar is, ook al is het slecht verteerbaar.”
Als in 1960 Lewis’ vrouw aan kanker overlijdt, schrijft hij een rouwdagboek, dat hij publiceert onder een pseudoniem: ”A Grief Observed” (Nederlandse vertaling: Verdriet, dood en geloof. Een genadeloze zelfanalyse”). In dit boekje spreekt Lewis inderdaad in een „ander register”, volgens prof. Sarot. Maar dat betekent niet dat hij zijn geloof verliest. „Hij vraagt zich af of God geen kosmische sadist is en hij twijfelt aan Zijn goedheid. Maar in zijn eerdere boek had hij al gezegd dat hij zich kon voorstellen dat de steen het wel uit zou willen schreeuwen tot de beeldhouwer: „Hou op, kwel mij niet langer! Ik heb genoeg gehad!” Lewis verwoordt zijn klacht inderdaad met scherpte, maar we weten dat hij met de psalmen leefde en bad –en doet de psalmist niet hetzelfde?”
Bovendien krijgt Lewis volgens de bijzonder hoogleraar een „verdiept geloof.” „Hij schrijft: „Hoe meer we geloven dat God ons alleen maar kwelt om ons te genezen, hoe minder wij kunnen geloven dat het zin heeft om zachtheid te vragen. Een wreedaard kun je omkopen, maar een arts van wie zijn intenties volmaakt goed zijn? Hoe gewetensvoller hij is, hoe onverstoorbaarder hij door zal snijden.”” Hier zien we volgens prof. Sarot „een Lewis die zoekt wat God hem door het lijden wil vertellen. Het geloof dat hij had werd niet vernietigd, maar verheven, hoe pijnlijk dat ook is.”
Tweede dood
In een lezing over „lijden en kwaad na dit leven” stelde prof. dr. N. W. den Bok, hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen, dat er na dit leven geen eeuwige hel is. De redenen voor de opvatting dat de straf wel eeuwig is, kloppen volgens hem niet. „Er wordt aangevoerd dat elke zonde tegen God, hoe klein ook, een eeuwige straf verdient, omdat God Zelf eeuwig is. Maar dan zou Jezus eigenlijk ook volledig verdoemd moeten worden, en niet slechts drie dagen. Het gevoel voor proporties komt in het geding: een eindige zonde verdient een eindige straf.”
Volgens de hoogleraar is er na de dood een soort tweede kans. „Het is mogelijk alsnog gered te worden, door boetedoening. Maar zij die dat niet willen, worden overgegeven aan hun eigen zonden en sterven uiteindelijk de tweede dood. Dan verdwijnen ze.”