Niet kunnen
Ezechiël 18:31
„…want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?” Het staat vast en zeker dat een goddeloze zich niet kan bekeren. Maar het is niet uitsluitend dit niet kunnen wat hem verhindert. Want indien dit het enige beletsel was voor een goddeloze, dan zou hij zich voor de rechterstoel van Christus als volgt kunnen verontschuldigen: „Heere, u weet toch wel hoezeer ik mijn best gedaan heb? Ik wenste wel door Uw woord geregeerd te worden, maar ik kon het niet. Ik wilde wel vernederd en vernieuwd worden, meer dan ik was, maar ik heb het niet gekund.”
Als het alleen de onmacht was van de goddeloze die hem belette, dan zou hij zich zo kunnen verontschuldigen. Maar och, zo kan hij zonder openlijk te liegen niet spreken: „Heere, het lag niet alleen aan mijn vrije wil dat ik verkeerd deed. Ik heb boosheid gedaan, maar ik kon nu eenmaal niet anders.”
Ik vraag u: Hoewel het buiten uw macht lag om niet in erfzonde geboren te worden, wie heeft u genoodzaakt om zulke dadelijke zonden te begaan? De goddelozen hebben hun wilsvrijheid niet gebruikt om te kiezen wat goed was. Omdat ze niet konden? Dat was niet de hoofdzaak. Nee, het was omdat zij niet wilden.
William Fenner, predikant te Rochfort
(”Moedwillige onbekeerlijkheid”, 1661)