Bange vrees op Stinky Hill
SCHAARSBERGEN – Hij voelde niets van zijn wond. „Opeens: hé, bloed bij mijn rechterzij. En toen begon de pijn.”
Ferry Titalepta (79) –van Molukse afkomst– was een van de bijna 4000 Nederlandse militairen die deelnamen aan de Koreaanse oorlog. Dinsdag herdachten de veteranen in de Oranjekazerne bij Schaarsbergen hun omgekomen makkers.
Titalepta’s grootvaders waren KNIL-militair in Nederlands-Indië. Het Regiment Van Heutsz, waarin de Koreavrijwilligers bijeengebracht werden, was de opvolger van het KNIL. De confrontatie van Noord-Korea –geholpen door China– met Zuid-Korea –bijgestaan door vijftien VN-landen– was een dieptepunt in de Koude Oorlog. Titalepta had minder idealistische motieven om zich als vrijwilliger te melden dan de strijd tegen het communisme: „Avontuur. Jeugdige overmoed.”
Toen een granaatscherf hem trof, werd hij naar een Zweeds hospitaalschip gebracht. „Later mocht ik kiezen: terug naar Nederland of naar mijn onderdeel. Ik ging naar mijn makkers.”
De militairen kwamen in gevaarlijke situaties terecht. „Bang waren we allemaal. Drie dagen voor de wapenstilstand in 1953 was er een grote aanval op de heuvel waar wij zaten. Die noemden we later Stinky Hill, vanwege de weeïge lijklucht die vanuit de voorste linies over ons heen waaierde.”
Generaal A. C. Oostendorp, inspecteur-generaal der krijgsmacht, somt de slachtoffers van drie jaar oorlog op: 200.000 Zuid-Koreaanse militairen, 93.000 Amerikanen, 3400 soldaten uit andere VN-landen. Bij de tegenpartij: 1,6 miljoen Noord-Koreaanse en Chinese militairen. Van de 13 miljoen burgers kwamen er 2 miljoen om.
De veteranen van Van Heutsz herdenken hun makkers, samen met de huidige militairen van het regiment. Bevelen schallen. „Vaandelwacht! Voorwaarts! Mars!” Op de achtergrond klinkt geweervuur van oefenende militairen. Het regiment wordt nog altijd ingezet tijdens vredesoperaties. Korea was de eerste.
Oostendorp is niet de enige spreker die het een vergeten oorlog noemt. „Ik weet dat velen van u daar moeite mee hadden, of nog hebben.” Hij citeert een verslaggever over de barre omstandigheden waaronder de soldaten werkten: „Twaalf uur in de stromende regen op vrijwel open trucks. Daarna rust in gebouwen zonder deuren, zonder ramen, zonder kachels.”
„Wat ons het meest dwarszat was dat noch de Nederlandse regering noch de Nederlandse bevolking noch de media enige belangstelling toonden”, zegt kolonel L. C. Schreuders (86), voorzitter van de Vereniging van Oud Korea Strijders.
De verhouding tussen Noord- en Zuid-Korea staat momenteel weer op scherp. „We zullen ons onmiddellijk verdedigen als onze zelfstandigheid wordt aangetast”, stelt de Zuid-Koreaanse ambassadeur, Young Won Kim.
De baretten gaan af als een legerpredikant voorgaat in gebed. „Dat doen we om drie redenen: zestig jaar geleden was Nederland een stuk kerkelijker dan nu. Het christendom is een van de verbindingen tussen Zuid-Korea en Nederland. En onder de Nederlandse slachtoffers was ook een legerpredikant.”
Alle 123 slachtoffers worden genoemd tijdens het dodenappel. Daarbij klinkt 120 keer „Present!” vanuit de groep jonge militairen. Behalve bij de laatste drie namen; zij zijn vermist.
Klokslagen galmen over het plein; dan herdenken de veteranen een minuut lang in stilte hun kameraden die sneuvelden.
Regimentscommandant luitenant-kolonel H. C. van der Have legt de eerste van de zestien kransen. Kolonel Schreuders volgt, de ambassadeurs van Zuid-Korea en de Filipijnen, vertegenwoordigers van veteranenorganisaties. Dan defileren de oud-strijders langs het monument. Ze zijn vergrijsd, en hun aantal wordt steeds kleiner. „Elk jaar zijn er wel zestig minder dan het voorgaande jaar”, zegt Titalepta. Ze deden, zoals generaal Oostendorp het noemt, „ver van huis, voor een bevolking die u nog nooit had ontmoet, op een geweldige wijze hun plicht.”