Wonderen zijn als een plaatje in de kinderbijbel
LEIDEN – God kan wonderen doen, daarvan is verpleeghuisarts dr. A. A. Teeuw overtuigd. Maar of wonderen van gebedsgenezing nu, in Nederland, nodig zijn, is volgens hem een tweede.
„De tijden zijn duister, maar leven we op de frontlinie, zoals de eerste christenen? Zij moesten heidenen overtuigen, terwijl wij te maken hebben met een postchristelijke samenleving.” Dr. A. A. Teeuw, arts en theoloog, hield maandagavond een lezing in Leiden voor Christian Medical Fellowship, een vereniging voor christelijke artsen en medisch studenten.
Het thema gebedsgenezing heeft de interesse van velen omdat gezondheid tegenwoordig zo hoog gewaardeerd wordt, denkt dr. Teeuw. „Men is sterk gefocust op genezingswonderen en vergeet gauw de huis-tuin-en-keukenwonderen.” Toch is het goed om over gebedsgenezing na te denken, omdat de Heere Jezus het genezen zelfs gebiedt aan zijn discipelen, vindt dr. Teeuw. „Wij kunnen er niet aan voorbijgaan dat in de Bijbel wonderen een belangrijke plaats innemen én dat we na de eerste verbreiding van het christendom een snelle afname van het aantal wonderen zien.”
Wonderen ondersteunen het Evangelie, zoals het plaatje in de kinderbijbel het verhaal ondersteunt, zo vergelijkt dr. Teeuw. „Jezus doet voor de Farizeeën geen wonder op afroep en Paulus moet zijn broeder Trofimus ziek achterlaten in Milete, hoewel hij wel anderen genas. Gebedsgenezers die zeggen ”Kom tot het wonder” hebben de boodschap gemist.”
De verpleeghuisarts benadrukt dat Jezus volkomen genas, zoals Hij ook volkomen zonden vergeeft. „In de Bijbel lezen we niet van iemand die bij wijze van spreken kwam in een rolstoel en weer wegging met een rollator. Het Evangelie proclameert dat Jezus alles betaald heeft, en het ondersteunende ‘plaatje’ van het wonder moet daarom ook volkomen zijn.”
Dr. Teeuw heeft er moeite mee dat dr. W. J. Ouweneel in zijn boek ”Geneest de zieken!” bepaalde ziektebeelden noemt die niet voor gebedsgenezing in aanmerking komen. „Iemand met het syndroom van Down hoeft niet bij Jan Zijlstra aan te komen. Dat wringt wel. Het is opvallend dat mensen juist vaak genezen van psychogene aandoeningen. Tegelijk is dat ook geen kleinigheid. Als je niet kunt slapen kun je tegen jezelf zeggen: het zit tussen mijn oren, er moet een knopje om. Maar je weet dat het niet zo gemakkelijk werkt. Blijkbaar kan Zijlstra wel bij dat ‘knopje’ komen.”
Dat er nu minder wonderen gebeuren dan in de tijd van de eerste verbreiding van het Evangelie heeft te maken met het verschil tussen een heidense en een postchristelijke samenleving. „Er wordt vaak gezegd: We leven in een donkere tijd. Maar kijk eens naar de tijd van het Oude Testament. Toen was Israël het enige landje dat wist van de Schepper van hemel en aarde.”
De omslag komt met de komst van Jezus. „Dan gaan de lichtdragers de wereld in. Het gaat dan hard tegen hard, Paulus slaat Elymas met blindheid. Wij staan niet in de frontlinies zoals toen en daarom durf ik de teksten over gebedsgenezing ook niet zomaar toe te passen op onze tijd.”
Dr. Teeuw wijst aan het eind van zijn lezing op het dragen van het kruis. „Kennen jullie de boeken van Joni Eareckson? God maakte zich bekend in haar lijden. De kracht van genade merkte zij het sterkst op haar zwakke momenten. Ziekte kan ons ook veel leren.”